Opiniestuk over drie procent BTW verhoging

En weer doet dit kabinet iets om de tweedeling in de maatschappij te vergroten. Ieder gezin moet door die 3% verhoging gemiddeld € 300 op jaarbasis meer betalen voor de eerste levensbehoeften. Pleister op de wonde: er komt lastenverlichting voor de werkenden, waardoor zij er per saldo iets beter van worden.
De inflatie stijgt door dit besluit wel met 0,6%.

Wie zijn de dupe van dit handelen: de werkelozen en de gepensioneerden. Keer op keer worden de zwaksten van de maatschappij (want geen economische macht) gepakt. Wel de dividend-belasting voor internationals verlagen voor ca. 2 miljard euro. Het is langzamerhand onbegrijpelijk, dat Rutte c.s. hiermee wegkomen.

Lees verder

Over pensioenen, enige beschouwingen

Een van onze actieve leden schreef onlangs onderstaand artikel, dat ik u niet wil onthouden. Het voordeel van de huidige tijd is wel dat we veel sneller met elkaar kunnen communiceren en daar maken we graag gebruik van.

Quote:

Onlangs las ik twee artikelen van hoogleraren, die mij uit het hart waren gegrepen, te weten:1. Govert Buijs, hoogleraar politieke filosofie en levensbeschouwing VU Amsterdam en2. Thijs Lijster, assistent hoogleraar filosofie in kunst en cultuur, R.U. Groningen.

Dhr. Buijs uitte daarin zijn grote bezorgdheid aangaande de huidige opleidingen economie en MBA Bedrijfskunde. Een Amerikaanse studie heeft uitgewezen dat deze opleidingen in feite een training is in egoïsme. Winstbejag en welbegrepen eigenbelang zouden leiden tot het optimale resultaat voor allen. Dat zulks lang niet altijd het geval is staaft hij met het voorbeeld van de huidige situatie voor de thuiszorg, waar openbare aanbestedingen er in resulteren dat de laagste inschrijver de klus wordt gegund. Kwaliteit wordt niet of nauwelijks naar gekeken; evenmin naar de gevolgen op wat langere termijn.
Zijn waarschuwing: ogen niet sluiten voor mensen, bezig met het vergaren van zoveel mogelijk geld en macht in zo kort mogelijke tijd.
Zijn stelling: voor een goed werkende economie moet worden geknokt, m.a.w. de samenleving moet bedrijven op hun verantwoordelijkheden wijzen.

Dr. Lijster houdt een pleidooi om kritisch naar bestaande situaties te kijken en waar mogelijk zo te verbeteren. Zijn adagio: sterke verhalen kunnen de denkwijze/werkelijkheid beïnvloeden.

Lees verder

Persbericht: Voorkom systeeminfarct wonen en zorg ouderen

Nu doorpakken om systeeminfarct voor wonen en zorg voor
ouderen in Brabant te voorkomen!

(Persbericht 25 juni 2018)

De drie Brabantse seniorenverenigingen KBO-Brabant, PVGE en PCOB voorzien een  ‘systeeminfarct’ in wonen en zorg voor senioren als er niet snel de nodige actie wordt ondernomen. Vrijdag 22 juni jl. stuurden zij een brandbrief én actieplan aan de provincie Noord-Brabant, minister De Jonge en staatssecretaris Blokhuis (VWS), de Tweede Kamer, Brabantse gemeenten en de koepels van woningcorporaties en zorginstellingen.

Door het verdwijnen van verzorgingshuizen, de kanteling in de hulpverleningsfilosofie,
aanscherping van indicatiecriteria voor verpleeghuizen, de behoefte aan vraaggerichte zorg, toenemende vergrijzing en de toename in zorggebruik mede door chronische aandoeningen zoals dementie, dreigt een systeeminfarct dat de georganiseerde ouderen in Noord-Brabant hoe dan ook willen voorkomen. Het aantal senioren én hun gemiddelde leeftijd nemen toe, schrijven de bonden in de brandbrief. Zeker in Brabant, een van de meest vergrijzende provincies. Zo stijgt het aantal dementerenden in Brabant van 34.000 in 2015 naar bijna 61.000 in 2030. Zeventig procent van hen woont thuis en dat loopt op tot tachtig procent, zo is de verwachting. De vraag naar zorg aan huis stijgt daarmee ook, maar er is niet genoeg personeel. Dat tekort zal alleen maar groter worden, met als gevolg meer druk op mantelzorgers, zorgwerkers en hulpdiensten.

Noord-Brabant heeft van oudsher een sterk coöperatief karakter, hetgeen blijkt uit het
grootste aantal zorgcoöperaties maar ook uit de hoogste organisatiegraad van senioren in Nederland. Bijna de helft van alle zorgcoöperaties bevindt zich in Noord-Brabant en maar liefst een op de drie 65-plussers is er lid van een seniorenvereniging.
Uit onderzoek blijkt dat ouderen hun (toekomstige) woon/zorg-probleem liefst voor zich uit schuiven, maar – eenmaal daartoe uitgedaagd – overwegend een sterke voorkeur uitspreken voor zelfstandig maar beschermd oud worden in eigen wijk of dorp: geclusterd wonen met de mogelijkheid van aanvullende en flexibel opschaalbare zorg thuis.
De drie verenigingen vinden dat ouderen ook zélf kunnen bijdragen aan een oplossing van dit probleem. “Willen we een systeeminfarct voorkomen en betere en betaalbare ouderenzorg bereiken, dan moet ouderenzorg vooral weer een zorg worden van de ouderen zelf maar wel op een gezamenlijke en verantwoorde wijze. Samenredzaamheid is hier het devies”, zo stellen de voorzitters van de seniorenverenigingen Leo Bisschops (KBO-Brabant), Mari Vervaart (PVGE) en Cees Sprong (PCOB). Maar daarbij is ook hulp van de overheid, woningcorporaties en zorginstellingen nodig.

Concreet stellen de verenigingen voor om in elke Brabantse gemeente een ‘kernteam’ samen te stellen waarin vier kernpartners – lokale seniorenverenigingen,  woningcorporaties, zorginstellingen en gemeente – samenwerken bij de ontwikkeling van woonvormen die het gat vullen tussen zelfstandig wonen en verpleeghuis. Om die teams op gang te helpen zou de Provincie vier jaar lang een overkoepelend provinciaal transitiebureau moeten financieren. Dat vergt zes miljoen euro, uitgesmeerd over vier jaar.

De seniorenverenigingen denken dat de oplossing ligt in het vormen van ‘clusters’ van
seniorenwoningen met zorgvoorzieningen die opschaalbaar zijn als de behoefte toeneemt. Om dát mogelijk te maken zou de Rijksoverheid, bij wijze van proef, de schotten moeten doorbreken tussen de drie wetten waaruit zorg voor ouderen nu wordt betaald. Dat zijn de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), de Wet langdurige zorg (Wlz) en de Zorgverzekeringswet (Zvw). De Wmo financiert huishoudelijke hulp, dagbesteding en hulpmiddelen voor thuiswonenden zoals rolstoel of traplift. Thuiszorg loopt via de Zvw en verpleeghuiszorg of volledig pakket thuis valt onder de Wlz.

De drie seniorenverenigingen vragen de Provincie nadrukkelijk om de urgentie van het
woon/zorgprobleem te onderkennen en mee te helpen om van Brabant een provincie te
maken waarin vergrijzing en ontgroening als een uitdaging tegemoet worden getreden. Maar ook het Ministerie van VWS wordt gevraagd de gemeenschappelijke ambities in de vorm van eigentijdse, ouderenvriendelijke woon-/zorginitiatieven te helpen realiseren in Noord-Brabant.

Bijlagen:
1. Brief aan College Gedeputeerde Staten Noord-Brabant d.d. 22 juni 2018
2. Notitie Wonen en zorg voor ouderen in Noord-Brabant: nu doorpakken!

 

Stop bangmakerij over pensioenopbouw met doorsneepremie

Opinie                                                              10 april 2018

De doorsneepremie houdt in dat jonge en oude werknemers hetzelfde premiepercentage betalen over hun pensioengrondslag voor dezelfde pensioenopbouw. Een redelijk en acceptabel systeem, zo blijkt uit onze berekeningen.

Het kabinet meent dat door de doorsneepremie de jongeren voor dezelfde pensioenopbouw meer zouden betalen dan de ouderen omdat de betaalde premie langer rente kan opbrengen, waardoor de jongeren de ouderen zouden subsidiëren. Een degressieve pensioenopbouw zou daarvoor de oplossing zijn. Het kabinet maakt zich sterk in de regeringsverklaring om daarom het systeem van de doorsneepremie af te schaffen.

De vraag is echter of die uitgesproken mening over de doorsneepremie wel juist is.

Pensioenopbouw is een vorm van sparen, waarmee wij een pensioenvermogen opbouwen en in de laatste fase van ons leven dat weer opeten. Wij hebben dit tijdelijk toevertrouwd aan een fonds ,maar daarmee is het nog steeds ons economisch eigendom. De Hoge Raad heeft dit in een arrest van 3 februari 2012 nog eens expliciet vastgesteld.

Stel dat wij gedurende veertig jaar, van ons 25ste tot ons 65ste, een pensioenpremie van €5000 jaarlijks aan het fonds ter beschikking stellen, dan zijn niet alleen de betaalde premies van ons, in totaal €200.000. Ook het daarop gemaakte rendement blijft van ons, ook al laten wij het in beheer van het pensioenfonds, die het in het algemeen beter kan beleggen dan wij zelf kunnen.

Onze grote pensioenfondsen maken jaarlijks na aftrek van kosten gemiddeld minstens 5% nettorendement. Het pensioenvermogen is dan na veertig jaar aangegroeid tot circa €630.000, een hele berg dus. Wij hebben naast onze premie in contanten dus nog circa €430.000 gespaard, geld dat we in het fonds hebben laten ‘zitten’. Dit zijn verborgen besparingen. Wanneer we dit jaar voor jaar bekijken, dan hebben we dus in het eerste jaar €5000 betaald, maar in het tweede jaar €5000 plus €250, rekening houdend met het rendement over de reeds belegde €5000.

Zo gaat dat jaar na jaar door. Omdat het pensioenvermogen steeds groter wordt, wordt ook het rendement daarop steeds meer en in het laatste jaar voor pensionering is dat opgelopen tot ongeveer €35.000. In het laatste jaar betalen we dan dus eigenlijk een slordige €40.000. De mening dat de doorsneepremie ook een gelijke jaarlijkse inleg impliceert, kan dus bestempeld worden als flauwekul. Ouderen betalen, als we het verborgen rendement meetellen, altijd meer dan jongeren.

Een tweede vraag is dan of aan het eind van de rit bij ons overlijden er nog geld is overgebleven of dat onze rekening rood staat”. In het eerste geval wordt dat geld niet teruggegeven aan de erven, maar valt het toe aan het fonds, dus aan de jongere generaties. Bij rood staan aan het eind van de rit, worden de jongere generaties opgescheept met een onbetaalde rekening.

Onze berekeningen, gepubliceerd op de website Me Judice van 8 maart, suggereren dat bij een gemiddeld nettorendement van 5% per deelnemer er enige tonnen per persoon in het fonds achterblijven. De dreiging dat ouderen het fonds ‘uitvreten’ ten koste van volgende generaties, lijkt dus niet erg reëel.

In plaats van de gezondheid van een fonds af te meten aan de dekkingsgraad, op basis van een arbitraire discontovoet, is het veel verstandiger projecties te maken van de ontwikkeling van het pensioenvermogen over het leven. Daarbij gaat het niet alleen om het gemiddeld rendement, maar ook om tijdig signaleren of ‘rood staan’ dreigt. Hier ligt een schone taak voor de beroepsadviseurs, die met meer verfijnde modellen meer gedetailleerde analyses kunnen maken.

Een en ander hangt natuurlijk af van de premiehoogte, het opbouwpercentage, en het gemaakte rendement. Er zijn wel degelijk scenario’s waarbij ‘uitvreten’ een reële mogelijkheid is. Bij de huidige premiepercentages, opbouw en rendementen, lijkt dit echter bangmakerij die niet met feiten kan worden onderbouwd.

Houd dus op met die onzin.

Drs.H.B.S.Hemmers is wis- en natuurkundige en oud-medewerker bij Thales Nederland. Prof.dr. B.M.S. van Praag is emeritus universiteitshoogleraar Toegepaste Economie aan de UvA en is door de Nederlandse Bond Pensioenbelangen gekandideerd voor het Verantwoordingsorgaan van het ABP.

 

Wat gaat​ er mis met de dekkingsgraad berekening !

Pensioenfondsen maken jaar op  jaar een rendement van 7%  en toch een dekkingsgraad van rond de 100 ! Wat gaat er mis ?

Als we naar de persoonlijke pensioendossiers gaan kijken, kan er een andere kijk op de dekkingsgraad komen. De  premie  die per persoon wordt betaald  komt in de collectieve pot, maar staan ook in het persoonlijke dossier en daar vinden wij ook de opbouw van het pensioen. Met deze twee gegevens en het jaarlijks rendement en ook de jaarlijkse indexatie kunnen we gaan rekenen, we komen dan aan het opgebouwde  vermogen en het pensioen.

Een voorbeeldje:   40 jaar   a 3000  loon =  600 premie  ( 50 p. mnd )   levert  een pensioen  van  160  p.mnd   en bij een gemiddeld rendement  van 7%  blijft er  let wel 300.000  in de pot  achter  en  als we  nu  maar 6% maken  blijft  er  200.000  achter  in de pot , maar dat is  toch altijd nog heel veel .

Door de 7% rendement, is er een fors vermogen gevormd  en de uitkering is ook leuk opgelopen, maar als wij deze twee getallen tegen elkaar afzetten in een percentage, komen we  aan een 2.4% pensioen ten opzichte van het vermogen .

We stoppen met  premie betaling en krijgen nu pensioen, dan zien we, het vermogen blijft a 7% renderen en er gaat elke jaar het pensioen ​á​ 2.4% vanaf, het vermogen blijft doorgroeien. Als het pensioen stopt door overlijden is er dus nog een groot vermogen over in het pensioendossier en dit gaat naar de grote pot en wordt over de deelnemers van het fonds verdeeld. Met deze jaarlijkse donatie groeit het vermogen van de deelnemers​.​ Zo komen ze met het beleggen jaarlijks met weer aan de 7%?  Dus is een structureel hoog jaarlijks rendement  .

Dan is het toch vreemd om met   1%  te rekenen !

Het is wel verklaarbaar dat het niet gezien wordt,  er is geen verantwoording in de boeken van deze verschuiving, daar het zich in de grote pensioenpot afspeelt en er geen persoonlijk vermogen wordt uitgesplitst.  Een aanwijzing kan zijn dat het  gemiddeld vermogen van de deelnemers sinds 2007 flink gestegen is!

Herstel deze boekhoudkundige fout en de fondsen hebben een dekkingsgraad van 200, of is het nog meer ?

​Frans van Groeningen​

Het Nederlandse pensioenstelsel gaat aan solidariteit ten onder

Het Nederlandse pensioenstelsel noemt men een kapitaaldekkingssysteem ter vorming vermogen voor degenen die met pensioen gaan. Het is gebaseerd op solidariteit tussen de generaties. Nederland kent circa 250 pensioenfondsen, waarvan een twintigtal zeer grote fondsen. Een manco in het systeem is dat er hier en daar sprake is van perverse solidariteit, zoals overmatige solidariteit van laagbetaalden met hoogbetaalden en jongeren met ouderen. Deze perversiteiten zijn decennialang in allerlei toonaarden bezongen, maar even lang is er vanuit de politiek niets aan gedaan.

Pensioenroof

Eind negentiger jaren heb ik me gebogen over disrupties die zich in de Nederlandse pensioensector voordoen. Ik publiceerde daarover artikelen en het boek ‘Risico als obsessie’ in 2010. Over dat boek is nogal wat te doen geweest, tot aan een Tweede Kamer Hoorzitting aan toe met een tiental Kamerleden in het Tweede Kamer gebouw. De probleemstelling van het boek was: hoe komt het dat de gemiddelde dekkingsgraad van Nederlandse pensioenfondsen vanaf 1990 terugliep van circa 230 naar 160 in 2000. Dit ondanks het feit dat gedurende de jaren negentig rendementen gerealiseerd werden die hun weerga niet kenden. Vanuit dat perspectief had de dekkingsgraad mogelijk richting 300 moeten gaan. Maar zoals gezegd, de dekkingsgraad daalde fors. Ik duidde er onder andere op dat dit niet kwam door een almaar dalende rente want in de jaren negentig werd nog gerekend met een vaste rekenrente van 4%. Een belangrijke oorzaak – naast een viertal andere factoren – was de inkrimping van de pensioenfondsbuffers door premiekortingen, premie holidays, rechten toekennen waar geen adequate premie voor geheven was en emissierestanten die in het pensioenfonds waren gedeponeerd. Kortom er was met pensioengeld gestrooid. We begrepen niet dat de buffers nodig waren voor slechte tijden. En die kwamen met de ICT crisis van 2001 en de kredietcrisis van 2008. De uitholling mocht niet berekend worden, maar schattingen kwamen uit op zo’n 150 miljard euro. Sommigen noemden de uitholling van de fondsen pensioenroof. Het stelsel dat gebaseerd is op solidariteit en vertrouwen, was de dupe geworden van een evident gebrek daaraan. Het is nooit meer echt goed gekomen met het Nederlandse pensioensysteem. Na 2008 waren de beleggingsrendementen prima, de vermogens steigerden, maar pensionado’s moeten op een houtje bijten. Zij worden gekort, ze krijgen geen prijsindexatie of ze hebben steeds het Zwaard van Damocles boven hun oude hoofden. Ze begrijpen het niet: de rendementen zijn toch goed? En de fondsen bulken toch van het geld? “Ja dat klopt, het systeem zit krom in elkaar, maar we laten het zo.”

Nationaal Pensioendebat

TV journalist Cees Grimbergen trekt zich het lot van deze mensen aan en geeft in een zevental afleveringen van het programma Zwarte Zwanen een overzicht van wat er allemaal mis is, vooral gezien vanuit deelnemers van de fondsen. Soms vliegt hij een tikkeltje uit de bocht, maar ik moet hem nageven dat als hij zich vastbijt, hij niet meer loslaat. Hij legt de vinger fors op de zere plek en die plek luidt de pensioendeelnemers. In het Nationaal Pensioendebat van 14 mei 2018 brengt hij een samenvatting van de malheur. In dat debat worden pensioen bobo’s geconfronteerd met deelnemers. Grimbergen lardeert het debat met cijfers en shots van interviews. Het is een hilarische en onthutsende ontmoeting. De bobo’s gaan op een genante manier onderuit. Ik noem slechts een paar conclusies: het Nederlandse pensioenstelsel is ontransparant en misleidend. Daar waar pensionado’s gekort worden gaan pensioenbobo’s over de top qua inkomens en qua stapeling van functies. Pensioenwetenschappers volgen dit gedrag gretig. Pensioenuitvoerders maken flagrante fouten in uitkeringen zonder excuses te maken. Pensioenfondsbobo’s weigeren een pensionado in het gelijk te stellen maar worden daartoe gedwongen na het verliezen van een rechtzaak. Deelnemers moeten meer premie betalen maar ontvangen minder uitkeringen. Pensionado’s worden niet serieus genomen. Ze vormen geen machtsfactor dus laat ze maar kletsen. Het stelsel is gebaseerd op solidariteit en vertrouwen, maar van degenen die dit het hardst roepen, de pensioenbobo’s van de grote fondsen, komt de minste solidariteit. Zij vullen hun zakken, terwijl pensionado’s achter het net vissen. Aldus het Nationaal Pensioendebat.

Het Pensioenmanifest

Ex bakker Peter Borgdorff, sinds jaar en dag directeur van Pensioenfonds Zorg en Welzijn (!), voorheen PGGM, werd tijdens het Nationaal Pensionaal Pensioendebat beticht van een hoog salaris en functiestapeling. Het traditionele argument “we moeten wel zoveel betalen, want anders vertrekken ze”, gaat hier niet op. Deze functionarissen kunnen niet in het buitenland terecht en het aantal pensioenbobo functies voor grote fondsen zijn schaars. Old boys network is aan de orde. Borgdorff bond deelnemers van de fondsen steeds op het hart ‘vertrouwen’ te hebben maar lijkt het zelf aan z’n laars te lappen. Overigens is Borgdorff dezelfde fijnbesnaarde persoon die mij voor en na de Hoorzitting 2010 een haatemail stuurde, zoals ook vermeld in ‘De Pensioenmythe’, Martin Pikaart, 2011. Hatemail is geen uitzondering in deze sector. Grimbergen kreeg het zwaar te verduren na de uizendingen, ‘dit heb ik nog nooit’ meegemaakt’ zegt Grimbergen. Zo zijn mensen blijkbaar…. Omroep Max kwam met Het Pensioenmanifest, 70.000 keer ondertekend per eind mei 2018:

  1. Betaal redelijke beloningen
  2. Wees open over afspraken en fouten
  3. Zorg voor eerlijk en onafhankelijk toezicht
  4. Maak heldere en overzichtelijke pensioenregelingen
  5. Stop met foute beleggingen

Opvallend is de al twee decennia durende inertie van de Nederlandse politiek om iets aan de ellende te doen. Men is als het bekende konijn kijkend in de koplampen van de aansnellende auto. Netspar produceert al jaren varianten van dezelfde rapporten. Ze weten dat er niets mee gedaan wordt, maar ze worden er prima voor betaald, dus ‘u vraagt, wij draaien’, op rekening van pensioendeelnemers. Deelnemers zijn extreem ontevreden. Ze worden van het kastje naar de muur gestuurd. Het systeem al lang failliet. Het faalt, maar wordt gehandhaafd. Dit is Kafkaësk! Dit leert mij ten eerste dat een systeem dat functionarissen op het spek bindt het zeer lastig krijgt. Ten tweede, solidariteit bestaat slechts in een bescheiden kring rondom het individu. Lieden die de mond vol hebben van solidariteit, empathie en vertrouwen dienen gewantrouwd te worden. Het zijn veelal kreten om anderen te paaien. Ze worden niet opgevolgd door eigen daden. Eigen belang prevaleert. Vindt u dat we solidair moeten zijn met anderen? Okay, maar laat u mij eerst eens zien hoe solidair u zelf bent. Ik ben me gewaar geworden dat empathie en solidariteit veelal flinterdunne en vluchtige gevoelens zijn buiten de kring van directe naasten.

Wat maakt pensionado’s gelukkig?

Wat is het uitgangspunt bij het Nederlandse pensioensysteem? Dat is het welzijn van onze ouderen. De vraag is wat willen de deelnemers? Wat maakt hen gelukkig? We hebben veel te lang gedacht: wat is verstandig voor hen. Dat beslissen wij voor hen. Maar dat maakt hen niet gelukkig. De focus dient dus verlegd te worden naar wat hen gelukkig maakt. Wat zij willen gaan we doen. We moeten de realiteit onder ogen zien en een stelsel maken dat voldoet aan: simpel en begrijpelijk voor iedereen, lage kosten qua vermogensbeheer, grip op eigen geld. Mijn oplossing luidt als volgt.

  1. Erken dat het huidige pensioensysteem niet meer voldoet. Er is onvoldoende solidariteit en vertrouwen. Het is te complex. Het is te pervers. Het is te krom;
  2. Deelnemers willen een eigen pensioenrekening. Breek het systeem op en geef ieder wat hem of haar toekomt in eigendom via een persoonlijke rekening. Leer van de ervaringen van de PPI’s en API’s en borduur daarop voort;
  3. Deelnemers mogen pas over hun pensioenvermogen beschikken bij pensionering;
  4. Beleg het vermogen collectief in inflatiegerelateerde staatsleningen tijdens arbeidzame periode en tijdens pensionering; hiermee komt ook de discussie rond verplichtstelling te vervallen;
  5. Bij overlijden voor de vervaldatum van de obligaties valt het vermogen toe aan erfgenamen.

Deze casus is te meer zo interessant omdat het model staat voor onze maatschappij. We hebben veel te lang gedacht: wat is verstandig voor hen, de burgers. Maar dat maakt hen niet gelukkig. De focus dient dus verlegd te worden. Wat voor ons pensioensysteem in het klein geldt, geldt in feite voor onze hele maatschappij.

Frits Bosch

Auteur van ‘Wereld op een keerpunt’

 

PENSIOENDISCUSSIE ROEPT MEER VRAGEN OP DAN WORDEN BEANTWOORD.

Een van onze relaties plaatste in 2013 het onderstaande artikel en bleek een vooruitziende blik te hebben. De vraag is nu of dit over weer 5 jaar nog steeds hetzelfde zou moeten zijn.

 

PENSIOENDISCUSSIE ROEPT MEER VRAGEN OP DAN WORDEN BEANTWOORD.

Tijdens en na het bereiken van het pensioenakkoord is in Nederland een enorme discussie over de effecten ervan losgebroken. In eerste instantie roept die discussie meer vragen op dan zij beantwoordt. De politieke tegenstanders stellen dat het kabinet (Jetta Klijnsma) vals heeft gespeeld, door de inhoud van het nieuwe akkoord pas naar de Kamer te sturen, nadat het akkoord was bereikt. Het Centraal Planbureau stelt dat het akkoord slecht is voor jongeren en wakkert daarmee de strijd tussen de generaties weer aan. Terwijl de vijf partijen die het akkoord hebben gesloten menen dat het resultaat juist positief uitvalt voor jongeren. Zij gaan immers langer werken, waardoor de pensioenopbouw kan toenemen. Het Sociaal Cultureel Planbureau op zijn beurt vindt dat er geen arme ouderen meer bestaan, want vrijwel iedereen heeft naast de AOW een aanvullend pensioen. Ook dit planbureau wakkert daarmee opnieuw de strijd tussen generaties aan. Dat gebeurde ook al dit voorjaar.

Daarnaast worden redelijk dwaze argumenten door beide Planbureaus gebruikt. Enkele voorbeelden. Het CPB stelt dat een toenemend aantal ZZP-ers minder pensioen kan opbouwen. Dat is onjuist. Zelfstandig werkende ICT-, organisatie- en management adviseurs kunnen bij een pensioenverzekeraar een passend pensioen afsluiten. Alleen ze moeten dat wel willen betalen en ervan uitgaan dat zij niet altijd door de markt worden ingezet. Zij hanteren andere tarieven dan een bedrijf een ‘gewone’ medewerker betaalt. Zij nemen dus zelf een zeker risico. Laat duidelijk zijn het is een vrijwillige keuze. Het CPB stelt ook onomwonden dat jongeren gaan betalen voor oudere gepensioneerden, dus de huidige zeg 65/66 plus generatie. Dat is een buitengewoon vreemd argument. Immers voor wie hebben die ouderen dan zelf dertig of veertig jaar premie betaald (net als hun werkgevers)? Ouderen is altijd voorgehouden dat zij zowel zelf en de werkgever premie betaalden voor ‘uitgesteld loon’, te weten hun eigen pensioen. Voor de goede orde: de ouderen van nu zonder eigen huis of vermogen, zijn vrijwel volledig afhankelijk van dat uitgesteld inkomen voor hun toekomst. En wat zien we? Bijna 100 pensioenfondsen hebben in 2012 en 2013 al moeten korten, omdat de ‘dekkingsgraad’(de norm voor toekomstige verplichtingen), onder 105 was gedaald, door de extreem lage lange (reken)rente.

Wat zien we nog meer: bij de meeste fondsen is de laatste jaren nauwelijks meer geïndexeerd. Prijscompensatie voor niet-vermogende ouderen is al jaren niet meer aan de orde. Verder hebben zowel de Staat (kabinet Kok 1) en grotere bedrijven (o.a. Philips) in de jaren negentig een beroep op de pensioenfondsen gedaan om hun vermogenspositie te versterken. Zo zijn miljarden ‘uitgesteld inkomen’ van de medewerkers ontvreemd! En voor de goede orde nooit terugbetaald.

Dat korten op pensioenen is wellicht in 2014 voor zo’n 40 pensioenfondsen weer nodig.

Daarvan maken het CPB en SCP geen melding in hun commentaar, dus zij maken zich schuldig aan een eenzijdige benadering.

Het SCP maakt het helemaal bont als men stelt dat elke oudere over een aanvullend pensioen beschikt. Maar het SCP geeft geen beeld van de omvang daarvan. Uit de spreekuren van de FNV blijkt dat veel ouderen een zeer beperkt aanvullend pensioen ontvangen. De echte handarbeiders beschikken los van de AOW over een (aanvullend) pensioen van gemiddeld 800 tot 1200 (bruto) euro per jaar. En omdat zij in de jaren vijftig en zestig soms ook werkloos waren, beslaat hun pensioenopbouw niet altijd een periode van 40 jaar. Tenslotte kunnen jongeren nu het pensioenakkoord er is in de komende periode aanvullende verzekeringen sluiten. Voor ouderen is de bestaande situatie niet meer te veranderen.

Dat geheel plaatsen we tegen de al jarenlang heersende opvatting dat het Nederlandse pensioenstelsel tot de beste ter wereld behoort en dat we spreken over een totaal vermogen van ruim 1100 miljard euro. De beurskoersen zijn het laatste halfjaar met ca. 40 punten gestegen (AEX juni 345, de laatste weken tussen de 385 en 395). Daarnaast stijgt de rente. Je zou dus mogen verwachten dat korten van pensioenen is uitgesloten.

Temeer daar staatssecretaris Klijnsma toen zij met haar college Weekers enkele maanden geleden het nieuwe pensioenvoorstel in de Eerste Kamer verdedigde om de haverklap stelde ‘dat korten in 2014 niet nodig is’.

Kortom, de huidige discussie is vergeven van onjuistheden en onduidelijkheden. Het kabinet heeft geen fraai nieuw stelsel neergelegd, maar gewoon 3 miljard aan middelen binnen gehaald. Het heeft geen inhoudelijk doortimmerd en toekomstbestendig pensioenbeleid neergelegd en met de politiek uitonderhandeld, maar velen met een kluitje in het riet gestuurd. En het kabinet stelt onomwonden dat de lonen in 2014 gaan stijgen, omdat de (pensioen)premies zullen dalen. En beide Kamers slikken dat argument kennelijk. Terwijl het kabinet, noch de beide Kamers daarover gaan. Dat maken de besturen van de pensioenfondsen uit. Die zijn samengesteld uit vertegenwoordigers van werkgevers en werknemers (lees vakbonden). Veel van die fondsen hikken nog steeds aan tegen problemen met die bewuste dekkingsgraad. En vooral de blijvend lage rente. Dat betekent dat de fondsen niet staan te trappelen om de premies te laten dalen. Dan komt immers het spook van korten op de huidige pensioenen weer om de hoek kijken. En daarvan maken beide Planbureaus in hun kritiek op het huidige akkoord geen melding. Dat ouderen gemakkelijke slachtoffer zijn van niet-indexeren en erger nog korten, komt in hun benadering ook niet voor.

Want ouderen vormen een gemakkelijke doelgroep: zij komen niet massaal in verzet en hun vakbonden doen voor deze doelgroep ook weinig. Het zou het kabinet sieren als zij deze groep, net als de chronisch zieken en gehandicapten in elk geval van een inkomen voorziet dat hen in staat stelt ook boven 65/66 jaar een normaal leven te leiden. Want deze groeiende groep beziet tandenknarsend alle berichten in de pers over toenemende fraude in dit land. De laatste cijfers: ca. 13 miljard per jaar!

Vic Kerkhoff,
Oud-voorzitter Lokaal Overlegplatform FNV Bondgenoten ZO Nederland.

Huurders van sociale woningen draaien op voor afschaffing dividendbelasting

PETER HENDRIKS
Het kabinet-Rutte III spekt de aandeelhouders van de grote concerns door de dividendbelasting af te schaffen. Maar wie moet het gat in de begroting opvullen? Uit nader onderzoek blijkt dat de woningcorporaties een flink deel van de rekening krijgen gepresenteerd.

De afschaffing van de dividendbelasting is een bron van grote politieke ergernis gebleken. Er is in de Tweede Kamer al uitgebreid gedebatteerd over het nut van het schenken van 1,4 miljard euro aan de buitenlandse aandeelhouders van Nederlandse bedrijven. Vorige week bleek de voltallig coalitie bereid om de politieke geloofwaardigheid op het spel te zetten: zowel de premier als de fractievoorzitters van de coalitiepartijen beweerden zich totaal niets te herinneren van de memo’s over de zaak die tijdens de formatie zijn rondgestuurd.

Waar de Kamer verzuimde in te duiken tijdens de debatten, is een ander gevoelig onderwerp: de dekking van de maatregel. Elke belastingverlaging moet op de een of andere manier worden gecompenseerd. Dat is een keiharde regel in Den Haag. De vraag is dus: wie gaan opdraaien voor het ontstane gat van 1,4 miljard euro?

VNO-NCW deed premier Rutte het plan aan de hand om de onroerendezaakbelasting (OZB) te verdubbelen. Dat was natuurlijk niet haalbaar: van zo’n maatregel zouden ook woningbezitters de dupe zijn. En dat zijn, naast de grote bedrijven, de troetelkinderen van de premier — mede omdat ze een belangrijke groep VVD-stemmers vormen.

Brievenbusfirma’s
CDA-fractievoorzitter Sybrand Buma zei tijdens het debat over de memo’s dat hij het ‘heel belangrijk’ vond dat er dekking was gevonden door een verlaging van de renteaftrek voor brievenbusfirma’s. En Farid Azarkan van DENK stelde in datzelfde debat dat de afschaffing van de dividendbelasting deel uitmaakt van een heel pakket, waarvan ook een verlaging van de vennootschapsbelasting deel uit maakt.

Ze zitten beiden in de goede richting, maar waar moet dat geld dan precies vandaan komen? Een tipje van de sluier: de woningcorporaties. En dat is niet de eerste keer: die corporaties vormden ook voor eerdere kabinetten onder leiding van Mark Rutte een handige bron van geld.

Wat heeft een dividendvrijstelling voor buitenlandse aandeelhouders te maken met Nederlandse woningcorporaties? Je kunt het ook omdraaien: wat hebben Nederlandse sociale huurders te maken met het dividend van internationale beleggers in bedrijven als Unilever en Shell?

Het draait allemaal om een Europees initiatief. Volgens Brussel ‘shoppen’ te veel internationale bedrijven binnen Europa voor de beste fiscale voorwaarden. Nederland heeft er een handje van om dergelijke bedrijven het zeer naar hun zin te maken. Dat is de voornaamste reden dat er zo’n groot aantal zogeheten brievenbusfirma’s in Nederland is gevestigd. Dergelijke bedrijven hebben hier geen echte activiteiten, maar ze mogen hier van de Nederlandse fiscus bijvoorbeeld wél al hun rentelasten aftrekken van de winst. Daarmee verlaag je de uiteindelijk te betalen vennootschapsbelasting aanzienlijk.

Brussel wil toe naar een gelijk speelveld binnen Europa. Daarom wordt elke lidstaat verplicht om nieuwe fiscale regels in te voeren. Die moeten ervoor zorgen dat elk bedrijf in Europa hetzelfde percentage aan rentelasten mag aftrekken voor de vennootschapsbelasting. Volgens de nieuwe regels kan een bedrijf maximaal een bedrag aan rentelasten aftrekken dat 30 procent bedraagt van de EBITDA, een winstbegrip.

Het venijn
In Nederland mag op het moment nog álle betaalde rente worden afgetrokken. Dat was voor veel internationaal opererende bedrijven één van de redenen om de totale winst bij een Nederlandse (brievenbus)-dochter te laten neerslaan.

Om de pijn van het verlies aan renteaftrek voor Nederlandse bedrijven een beetje te compenseren en de aantrekkelijkheid van Nederland als vestigingsland te verbeteren, wordt het tarief voor de vennootschapsbelasting in Nederland verlaagd van 25 procent naar 21 procent. Een zeer winstgevend bedrijf met lage rentelasten kan er met die tariefsverlaging dus nog best zonder kleerscheuren vanaf komen.

Maar nu komt het venijn. Sinds 1 januari 2008 wordt over de winst van woningcorporaties ook vennootschapsbelasting geheven. Dat is al merkwaardig: corporaties zijn immers maatschappelijke instellingen zonder winstoogmerk. Eerst viel de schade nog te overzien: in 2016 betaalde de sector slechts 100 miljoen euro aan vennootschapsbelasting, op totale huurinkomsten van circa 14 miljard euro. Dat valt nog relatief mee. Maar doordat op de winst die corporaties maken vennootschapsbelasting wordt geheven, worden ze dus ook geraakt door die nieuwe EU-richtlijn.

In de zomer van 2017 lag er in Den Haag een wetsvoorstel gereed. Dat zou erin voorzien dat de corporaties werden vrijgesteld van de beperking van de renteaftrek. De nieuwe coalitie zocht echter naar een manier om 1,4 miljard euro — de jaarlijkse kosten voor het schrappen van de dividendbelasting — te compenseren. Bij de VVD is de liefde voor de corporatiesector maar heel beperkt en dus ging er zonder veel hartzeer een streep door de toezegging van kabinet Rutte-II dat voor corporaties het oude fiscale regime zou blijven gelden. De overige coalitiepartners gingen daarin blijkbaar mee.

De sociale huurder betaalt
De Nederlandse situatie wijkt duidelijk af van die in de ons omringende landen. In Frankrijk bijvoorbeeld hoeven woningcorporaties helemaal geen vennootschapsbelasting te betalen en in België zijn de corporaties vrijgesteld van de nieuwe regeling over de aftrek van rentekosten. Maar in Nederland valt de sociale volkshuisvesting dus geheel onder de aangescherpte regels voor renteaftrek. Gevolg: de sociale huurder betaalt mee aan de kosten van het schrappen van de dividendbelasting.

Omdat ze veel geld moeten lenen voor de financiering van te bouwen woningen, hebben corporaties heel hoge rentelasten. Wat heet: zo’n 23 procent van de huurinkomsten gaat op aan rentebetalingen. In het oude systeem konden al die rentelasten helemaal worden afgetrokken. Omdat corporaties maar kleine winstjes hebben, smolt door die enorme aftrekpost de vennootschapsbelasting voor een belangrijk deel weg. Maar volgens de nieuwe regels kan dus nog maar een bedrag dat overeenkomt met 30 procent van de EBITDA worden afgetrokken.

Volgens berekeningen van Aedes, de belangenbehartiger van de corporatiesector, gaat die beperking van de renteaftrek de sector zo’n 300 miljoen euro op jaarbasis kosten. Dat bedrag is volgens Aedes direct bedoeld om het gat van 1,4 miljard euro te helpen dichten. Dat past ook mooi in het liberale plan om de corporatiesector financieel zó onder druk te zetten, dat ze op grote schaal woningen moet verkopen — en de sociale huursector in Nederland kleiner wordt.

Gifbeker
Maar de gifbeker is nog lang niet leeg voor de corporaties. Helemaal los van de nieuwe regels rond renteaftrek zou de vennootschapsbelasting ook al stijgen — en wel van 100 miljoen in 2016 tot 600 miljoen in 2021.

Dat heeft twee oorzaken. In de eerste plaats zijn de zogeheten fiscaal compensabele verliezen uit de slechte tijd bijna opgebruikt; dat betekent dat de corporaties de verliezen uit het verleden nauwelijks meer kunnen gebruiken. Die dempende factor valt dus weg.

De tweede factor is de gestegen marktwaarde van de woningen van de corporaties. Door de oplopende huizenprijzen is de WOZ-waarde van het bezit namelijk flink toegenomen. Fiscaal geldt die waardestijging als winst waarover belasting moet worden betaald. Die winst zit helaas opgeslagen in bakstenen en zolang de corporaties die woningen niet verkopen, worden ze er dus geen cent wijzer van. 

Er is nog een laatste bron van financiële pijn voor de sector: de verhuurdersheffing. Deze heffing bedroeg in 2017 1,7 miljard euro en die zou niet verhoogd worden. Maar ook deze kostenpost is gekoppeld aan de WOZ-waarde van het bezit van de corporaties. Die hogere WOZ-waarde zal volgens de berekeningen van Aedes in 2021 leiden tot de afdracht van twee miljard euro onder de noemer van de verhuurdersheffing.

Krachtenspel
Het ministerie van Binnenlandse Zaken bevestigt volgens Aedes de juistheid van deze bedragen. Op het Aedes-congres in april zei minister Kajsa Ollongren van Binnenlandse en Koninkrijksrelaties dat ze begreep dat de sector grote moeite had met de beperking van de renteaftrek. Ook beloofde Ollongren dat ze de zaak zou aankaarten binnen het kabinet. Ze vroeg wel begrip voor het krachtenspel waarin ze moet opereren. Dat klinkt niet geruststellend. Dat bedrag is al ingeboekt als dekking voor de 1,4 miljard euro en binnen het kabinet zal niemand zin hebben om weer een gat te creëren.

De corporatiesector zal tot 2021 de afdrachten aan de belastingdienst alles bij elkaar met een miljard euro per jaar zien toenemen. Voor de corporaties staan daar geen noemenswaardige extra inkomsten tegenover. Op 4 april publiceerde FTM een artikel waarin ik betoogde dat door de verhuurdersheffing de corporatiesector in een verkramping was geraakt. Daardoor zijn er van 2010 tot 2017 ruim 113.000 sociale woningen minder gebouwd dan wanneer de bouwproductie van 2009 was gehandhaafd. Het tekort aan woningen is daardoor gegroeid. De huidige enorme toename van belastingen en fiscale heffingen zou een herhaling van dat scenario te zien kunnen geven. 

De conclusie is simpel: ondanks dat er de komende zeven jaar ruim 700 duizend woningen gebouwd moet worden om de groei van het aantal huishoudens bij te benen, zet het huidige kabinet toch weer alles op alles om de corporaties te belemmeren hun bouwdoelstelling te realiseren. Die staat op 34.000 woningen per jaar in 2021. Private partijen gaan het gat zeker niet opvullen. Het lijkt er sterk op dat het behagen van vooral Unilever en Shell zwaarder weegt voor het huidige kabinet dan het oplossen van de enorme woningnood.

 

HOE HET KABINET DE WONINGCORPORATIES PLUKT

Aedes, de belangenbehartiger van de corporaties, heeft berekend dat de corporatiesector in 2021 1,1 miljard euro meer aan belastingen en heffingen moet betalen dan in 2017. Dat bedrag bestaat uit drie elementen. 

In de eerste plaats stijgt de vennootschapsbelasting doordat corporaties nog maar een bedrag van 30 procent van de EBITDA mogen aftrekken voor de belasting. Dat betekent 300 miljoen euro extra belasting per jaar.

Los daarvan zou de vennootschapsbelasting toch al met circa 500 miljoen euro zijn gestegen. Dat heeft enerzijds te maken met het feit dat de fiscaal compensabele verliezen uit de moeilijke tijd opraken. Daarnaast is het bezit van de corporaties – als gevolg van krapte op de woningmarkt – de afgelopen tijd enorm in waarde gestegen. Die waardestijging komt als winst in de boeken en daarover moet belasting worden betaald.

Het derde element is verhuurdersheffing. Die staat volgens het regeerakkoord op 1,7 miljard euro. Maar de verhuurdersheffing is gekoppeld aan de WOZ-waarde en die stijgt mee met de woningmarkt. Die hogere WOZ-waarde zal ertoe leiden dat de verhuurdersheffing op in 2021 300 miljoen hoger zal zijn dan in het afgelopen jaar het geval was.

Impasse over het pensioen

Onderhandelaars zoeken naar dé meesterzet om stelsel te moderniseren
Na bijna tien jaar praten over modernisering van ons pensioenstelsel zijn werkgevers en vakbonden nog geen steek verder. Ondertussen lopen de kosten op en leveren de pensionado’s in.
PEET VOGELS

Vorige week verliep de zoveelste deadline voor het pensioenoverleg, weer zonder resultaat. Deskundigen zijn somber over de kans dat er alsnog een compromis komt.

Een broedende kip moet je niet storen. Die tegelwijsheid uiten vakbonden en werkgevers als ze gevraagd wordt waarom er nog geen advies is voor een nieuw pensioenstelsel. Maar zit die kip wel ergens op te broeden?

Zorgvuldigheid gaat boven snelheid is er nog zo een. Maar wat betekent dat nog als er al jaren over een nieuw stelsel gesproken wordt? ,,Eigenlijk al vanaf 2009. Toen werd er in de Stichting van de Arbeid een pensioenakkoord afgesproken”, zegt Bas Jacobs, hoogleraar economie aan de Erasmus Universiteit.

Dat er lang gepraat wordt, is begrijpelijk. Het Nederlands pensioenstelsel wordt internationaal geroemd als een van de beste zo niet het beste pensioensysteem ter wereld. Nergens hebben ouderen zo’n goed inkomen en is er zo weinig armoede onder ouderen als in Nederland. Zo’n stelsel zet je niet zo maar even overboord.

Vertrouwen
Toch moet dat wel gebeuren, vinden politiek, werkgevers en diverse deskundigen. Het vertrouwen in het stelsel is flink gedaald, omdat pensioenen al jarenlang in koopkracht achteruit gaan. En het groeiend leger zzp’ers heeft al helemaal geen toegang tot het pensioenstelsel.

,,Het huidige stelsel is veel te ingewikkeld. Het moet simpeler”, zegt hoogleraar risicomanagement Theo Kocken. ,,We moeten toe naar individuele potjes. Bovendien is er in het huidige stelsel constant de discussie of jongeren voor ouderen betalen of juist omgekeerd. Daar kom je niet uit.”

,,Het huidige pensioencontract is incompleet”, vult Jacobs aan. ,,Niemand weet wat hij betaalt en wat hij krijgt. Iedereen denkt dat hij te veel betaalt en te weinig krijgt. Dat tast het vertrouwen in het stelsel aan.”

Als iedereen zijn eigen potje heeft, is het duidelijk wat je pensioenvermogen is. Bovendien kun je een potje meenemen als je van baan verandert. Een voordeel voor zzp’ers die vaak van opdrachtgever wisselen.

Maar juist die individuele potjes liggen moeilijk bij de vakbeweging. De angst is dat het tot een onzeker pensioen leidt. Want wat gebeurt er als de beurs instort net voor je met pensioen gaat? Dan zit er ineens veel minder in je pot.

,,Wat wij zien op bijeenkomsten is dat vooral ouderen willen dat de koopkracht van het pensioen wordt gegarandeerd. Jongeren willen vooral dat de AOW-leeftijd en daarmee de pensioenleeftijd verlaagd wordt”, zegt een woordvoerder van de FNV. ,,Wij willen een pensioencontract dat beter presteert op het gebied van koopkracht en dat collectief is.”

Die opstelling leidt tot moeizame gesprekken in de SER, het adviesorgaan voor de regering waar over het pensioenadvies wordt gesproken. Over het overleg willen werkgevers en vakbonden niets zeggen. ,,We zijn nog steeds constructief met elkaar in gesprek”, laat werkgeversvereniging VNO-NCW weten. ,,Wij laten de kip broeden.”

Kocken heeft de hoop opgegeven dat er nog een gezamenlijk advies komt. Ook Jacobs is somber. ,,De vakbonden hebben zich ingegraven.” De hoogleraar vreest dat vakbonden het niet kunnen uitleggen aan hun leden als ze voor het nieuwe pensioenstelsel stemmen.

Rekening
Tegelijkertijd heeft Jacobs wel begrip voor de moeizame onderhandelingen. ,,In het huidige systeem zit een grote onbetaalde rekening, omdat jongeren minder pensioen krijgen voor hun premie-inleg en ouderen juist meer. Maar ook omdat er te weinig geld is om de pensioenen aan te passen aan de inflatie. Terwijl deelnemers daar wel op rekenen. Als er naar een ander stelsel wordt gegaan moet die rekening ineens worden betaald.”

Die rekening kan wel eens 50 miljard euro of meer bedragen. En de vraag is wie dat gaat betalen. De sociale partners kijken nadrukkelijk naar de overheid. Die wil immers een ander stelsel, dus moeten ze er ook maar voor betalen. De overheid heeft tot nu toe echter geen krimp gegeven. ,,Het is bijna niet te doen dat de overheid niet bijdraagt”, zegt Jacobs over de impasse.

Een probleem voor minister Koolmees van Sociale Zaken is dat hij niet over de pensioenen gaat. Dat is een arbeidsvoorwaarde en daar gaan vakbonden en werkgevers over. Dat betekent niet dat hij machteloos aan de kant staat. ,,De minister kan de wet zo aanpassen dat het huidige stelsel onhoudbaar wordt”, zegt Kocken. Dat kan door aan fiscale knoppen te draaien. ,,En hij kan iets doen aan de AOW-leeftijd.”

Jacobs wijst nog op andere mogelijkheden. ,,De pensioenafspraken staan in de cao en die moet algemeen verbindend verklaard worden door de minister. De politiek heeft dus het laatste woord over de afspraken.” En anders is er nog het paardenmiddel dat de pensioenplicht wordt afgeschaft. Nu zijn werknemers in de meeste bedrijven nog verplicht lid van een pensioenfonds. Dat zou het hele stelsel opblazen.

Zorg voor ouderen in beeld; overgrote deel ouderen woont thuis

Het merendeel van de ouderen heeft weinig zorg nodig. Slechts een klein deel heeft veel zorg nodig. Twintig procent van de ouderen gebruikt tachtig procent van de zorguitgaven voor ouderen. Dat blijkt uit de eerste Monitor zorg voor ouderen van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa). De meeste 65-jarigen zijn vitaal en gebruiken nauwelijks meer zorg dan de gemiddelde Nederlander. Maar de gemiddelde zorgkosten stijgen sterk met de leeftijd. Voor 85-plussers liggen de gemiddelde kosten vier keer hoger dan de kosten voor mensen tussen 65 en 75 jaar. 48% van de totale zorguitgaven gaan naar ouderen.

De aard van de zorg verandert. Meer dan de helft van de ouderen maakt gebruik van ziekenhuiszorg. Dan gaat het vaak om intensieve behandelingen. Deze vormt een belangrijk deel van de uitgaven. Bij ouderen tot 75 jaar is ziekenhuiszorg ongeveer 33% procent van de kosten. Met de leeftijd neemt het gebruik van ziekenhuiszorg af en de wijkverpleging en langdurige zorg toe. Boven de 75 jaar zijn dit de belangrijkste zorgvormen. Voor ouderen boven de 85 zijn de kosten voor wijkverpleging en langdurige zorg bijna 75% van het totaal voor deze leeftijdsgroep.

Verreweg de meeste ouderen (94%) wonen thuis. Ook van de 85-plussers woont zeventig procent nog thuis, vaak met ondersteuning van wijkverpleging. Zes procent van de ouderen woont in een verpleeghuis. Het gaat om 189.000 mensen. Veertig procent van de uitgaven aan zorg voor ouderen gaat naar deze groep. Sinds 2012 is het aantal mensen in een verpleeghuis gedaald, maar de bewoners hebben gemiddeld wel zwaardere zorg

Dit is de eerste monitor die de NZa uitbrengt over de ouderenzorg. Wij brengen het totale zorggebruik in kaart voor alle verzekerden boven de 65 jaar. Het gaat om zorg die betaald wordt uit de zorgverzekeringswet, wet langdurige zorg en de wet maatschappelijke ondersteuning. De zorg voor ouderen staat erg in de belangstelling. Er zijn veel initiatieven om de afstemming van zorg voor ouderen die thuis wonen te verbeteren. Zo heeft de Minister van VWS kort geleden een ‘pact voor de ouderenzorg’ aangekondigd. De gegevens van onze monitor kunnen worden ingezet bij veel actuele vraagstukken. We zullen de komende tijd vervolgonderzoeken doen naar de zorg voor ouderen.