Brief van de NBP aan Pensioenfonds ABP n.a.v. het Pensioenakkoord en de rekenrente

2020 07 Brief van de NBP aan Pensioenfonds ABP  n.a.v. het Pensioenakkoord en de rekenrente

Geachte mevrouw Wortmann-Kool,

Naar aanleiding van uw uitgebreid interview in het Financieele Dagblad op 29 juni 2020, stelt het bestuur van de NBP vast, dat u het kernprobleem niet benoemt. Door dit probleem zijn de belangen van de deelnemers en pensioengerechtigden sinds 2007 bij de invoering van de PW, Pensioenwet, geschaad.
De NBP, Nederlandse Bond voor Pensioenbelangen, opgericht op 12 mei 1919, heeft als zijn primaire doel om de belangen van gepensioneerden, zowel de huidige als de toekomstige, te behartigen. Hiertoe neemt de NBP onder meer actief deel in de maatschappelijke discussie over het pensioenstelsel. In het verlengde van dat primaire doel onderzoekt het NBP-bestuur namens zijn leden de prestaties en uitingen van fondsen. Veel NBP leden zijn deelnemers of pensioengerechtigden in de ABP pensioenregeling.
In deze brief beperkt het bestuur zich tot het niet benoemde kernprobleem en de gevolgen hiervan. Het kernprobleem dat u niet benoemt is dat uw CDA-partijgenoot, voormalig minister A.J. de Geus van SZW in de periode juli 2002 tot februari 2007 diverse essentiële voorschriften uit de eerste EU Pensioenrichtlijn niet of onjuist in de PW heeft omgezet. Deze essentiële voorschriften waren overigens wel op correcte wijze in 2006 in de PSW, Pensioen- en spaarfondsenwet omgezet. De PSW was van kracht van 1954 tot en met 2006. Nederland heeft ook in 2019 diverse essentiële voorschriften uit de tweede EU Pensioenrichtlijn niet of onjuist in de PW omgezet. Enige essentiële onderdelen, zoals de vaststelling van de rekenrente en de beleggingen in derivaten, zijn in besluiten, te weten het FTK en nFTK, geregeld. Besluiten zijn geen formele wetten en gelden daarmee volgens vele juristen niet als omzetting van een EU Richtlijn in een nationale wet.

U was in de periode juli 2004 tot juli 2014 namens het CDA lid van het Europese Parlement, met ook pensioenen in uw aandachtsgebied. Dus u hoort deze problematiek te kennen. Doordat Nederland de eerste en tweede EU Pensioenrichtlijn niet of onjuist in de PW heeft omgezet, hebben miljoenen gepensioneerden miljarden Euro’s aan pensioenontvangsten gemist. Als gevolg hiervan heeft de Nederlandse economie de afgelopen 13 jaar voor tientallen miljarden Euro’s schade opgelopen. Iedereen, die aanspraken had opgebouwd onder de PSW is door deze Nederlandse afwijking benadeeld, omdat zij van de fondsen minder hebben ontvangen op hun vorderingen op de pensioenfondsen. Zij zijn daarmee feitelijk gedeeltelijk onteigend.
De groep, die wel aantoonbaar heeft geprofiteerd van deze keuze in 2007, zijn de adviseurs en handelaars in bepaalde derivaten, die onder de beide EU Pensioenrichtlijnen niet zijn toegestaan. Deze groep heeft vele miljarden verdiend aan de Nederlandse pensioenfondsen. Geld, dat zij niet verdiend hadden, als Nederland zich aan de voorschriften van de beide EU Pensioenrichtlijnen had gehouden.

Besturen stellen te vaak zich aan de wet te houden

Besturen van fondsen stellen te vaak dat zij zich aan de wet houden en niets kunnen veranderen aan zaken zoals de rekenrente. De wet kent gradaties. De EU Pensioenrichtlijnen gaan voor op de PW en zeker voor op de besluiten FTK dan wel nFTK. Indien een EU-lidstaat de voorschriften uit EU Richtlijnen niet of onjuist in nationale wetgeving omzet, dan krijgen deze EU Richtlijnen en een rechtstreekse werking en gaan voor op de nationale wet.
Volgens veel juristen geldt dat nu ook bij de EU Pensioenrichtlijnen. Het bestuur van het ABP had niet de PW en FTK / nFTK moeten volgen, edoch de EU Pensioenrichtlijnen.
Uw bestuur kan zich thans alleen aan de wet houden door de tweede EU Pensioenrichtlijn te volgen! In de navolgende tekst wordt de oorzaak van deze Nederlandse afwijking van de beide EU Pensioenrichtlijnen benoemd en de gevolgen hiervan vermeld.

Palmnet-notities van DNB

Uit onderzoek is gebleken dat uw CDA-partijgenoot, voormalig minister A.J. de Geus voor de PW niet de voorschriften uit de eerste EU Pensioenrichtlijn heeft gevolgd, maar de uitgangspunten van DNB, zoals vastgelegd in de Palmnet notities. Deze verschenen in 2004 en zijn als bijlagen toegevoegd aan deze brief. De volgende twee uitgangspunten van DNB zijn hierin vastgelegd:

  1. Fondsen garanderen de nominale verplichtingen,
  2. Fondsen moeten deze “gegarandeerde” nominale verplichtingen op marktwaardering berekenen

Fondsen kunnen de nominale verplichtingen niet garanderen
De Hoge Raad heeft met het arrest ECLI:NL:HR:2019:2035 van 20 december 2019 het cassatieberoep van PMT tegen het arrest van het Gerechtshof Den Haag ECLI:NL:GHDHA:2018:958 van 8 mei 2018 verworpen. Hierdoor blijven zowel de conclusie van de procureur-generaal mevrouw Mr. R.H. de Bock van 27 september 2019, zoals vermeld in ECLI:NL:PHR:2019:954 en dat arrest van het hof in stand.

Verzekeraars hebben geen wettelijke mogelijkheid om pensioenaanspraken en -rechten te korten, terwijl pensioenfondsen die mogelijkheid ingevolge artikel 134 van de PW wel hebben. Daarom gelden pensioenaanspraken of -rechten uit een pensioenregeling uitgevoerd door een verzekeraar als 3/5 Referentie : 20200703/2020041/WS/yp gegarandeerd, terwijl zo’n garantie bij pensioenaanspraken of -rechten opgebouwd bij een pensioenfonds niet bestaat. Het ABP volgt het verkeerde uitgangspunt van DNB door in zijn jaarverslag te schrijven dat de VPV, Voorziening Pensioen Verplichtingen, de contante waarde van de toekomstige pensioenbetalingen, voor het risico van het fonds is. Dat is onjuist! Met dit woordgebruik misleidt het ABP zijn deelnemers en pensioengerechtigden.
Het ABP garandeert wegens de kortingsmogelijkheid in artikel 134 van de PW niks en alle risico’s zijn voor rekening van de collectiviteit van de deelnemers. Dat blijkt duidelijk uit de genoemde arresten van het Hof en de Hoge Raad en uit publicaties van het AFM.
Fondsen bieden de huidige en toekomstige gepensioneerden geen garanties over de uitkeringen. Volgens beide EU Pensioenrichtlijnen zijn fondsen wel verplicht om alle toekomstige gepensioneerden een hoge mate van zekerheid te bieden.

Het Pensioenakkoord is in strijd met EU Pensioenrichtlijn

Dus het pensioenakkoord, waarbij zekerheden vervallen, is in strijd met de huidig geldende tweede EU Pensioenrichtlijn. Deze hoge mate van zekerheid wordt bereikt door het hanteren van een prudente rekenrente, die is afgeleid van toekomstige beleggingsrendementen, zie artikel 15.4.b.1 van de eerste EU Pensioenrichtlijn en artikel 13.4.b.1 van de tweede EU Pensioenrichtlijn. De gemiddelde prudente rekenrente voor premies bij de fondsen is nu circa 2,7%. Volgens de EU Pensioenrichtlijnen behoort deze rekenrente van 2,7% dan ook te worden gebruikt voor de berekening van de VPV, Voorziening Pensioen Verplichtingen.

Berekening van deze gegarandeerde nominale verplichtingen op marktwaardering

In beide EU Pensioenrichtlijnen wordt deze berekeningsmethodiek niet genoemd en is daarmee dus niet toegestaan. Deze methodiek is ook niet logisch, omdat in de EU geen gereguleerde markt bestaat, waarop fondsen hun verplichtingen geheel of gedeeltelijk kunnen verhandelen. Bovendien mogen fondsen als schuldenaren hun verplichtingen niet verhandelen, zonder toestemming van de schuldeisers / crediteuren. Verder geldt dat de schuldeisers / crediteuren, zijnde de deelnemers en pensioengerechtigden, hun pensioenaanspraken dan wel –rechten ook niet mogen verhandelen.

Tussenconclusie

De uitgangspunten van DNB, die in de PW, FTK / nFTK zijn verwerkt, zijn in strijd met de jurisprudentie en de beide EU Pensioenrichtlijnen. De heer A.J. de Geus had niet DNB moeten volgen, maar had zoals verplicht voor EU-lidstaten de EU Pensioenrichtlijnen op juiste wijze in de PW moeten omzetten.

De gevolgen van de onjuiste DNB standpunten in de PW

De rekenrente in de PSW, maximaal 4%, was afgeleid van de toekomstige beleggingsrendementen, zoals ook is bepaald in artikel 15.4.b.1 van de eerste EU Pensioenrichtlijn en artikel 13.4.b.1 van de tweede EU Pensioenrichtlijn. Indien fondsen onder de PSW overrendementen maakten, waren deze primair bestemd voor het verlenen van toeslagen op de opgebouwde aanspraken en op de ingegane pensioenen.

Overrendementen

De jaarlijkse rendementen van het ABP in de jaren 2007 – 2019 zijn bijgevoegd in een tabel in de bijlage. Indien deze tabel fouten bevat verneemt het bestuur deze fouten gaarne van u. Op basis van deze gegevens behaalde het APB in die jaren een gemiddeld jaarlijks rendement van 6,4%. Bij een rekenrente van 4%, die het ABP voor 2007 hanteerde, was de ruimte voor de jaarlijkse toeslag verlening maximaal 2,4%, het verschil tussen 6,4% en 4%. Het ABP heeft in deze 13 jaren zelden een beperkte toeslag verleend. 4/5 Referentie : 20200703/2020041/WS/yp Indien uw partijgenoot A.J. de Geus in 2007 gewoon de eerste EU Pensioenrichtlijn had gevolgd en niet de uitgangspunten uit de Palmnet notities van DNB, dan had het ABP jaarlijks voldoende financiële ruimte gehad om toeslagen op de aanspraken en de ingegane pensioenen te verlenen. Omdat Nederland in 2007 en later afweek van de EU Pensioenrichtlijnen zijn deze toeslagen niet verleend en zijn de crediteuren van het ABP feitelijk gedeeltelijk onteigend. Het ABP heeft zonder enige bezwaren te uiten, meegewerkt aan deze onteigening van de deelnemers en pensioengerechtigden in zijn pensioenregeling.

Wet Nypels-Groenman: overrendementen voor toeslagverlening

De wet Nypels-Groenman, nummer 16225, die tot gelijke behandeling van slapers en gepensioneerden bij de verlening van toeslagen verplicht, is in 1992 in artikel 8 van de PSW verwerkt en in 2007 in artikel 58 van de PW. Uit de parlementaire behandeling blijkt het uitgangspunt van deze wet. Dat uitgangspunt is dat fondsen overrendementen op de beleggingen niet naar eigen inzicht mogen besteden, edoch op een evenwichtige wijze moeten toewijzen aan de groepen deelnemers, slapers en pensioengerechtigden. Uw partij, het CDA, heeft de invoering van deze wet 11 jaar tegen gehouden, omdat uw partij van mening was dat een fonds naar eigen inzicht mocht beschikken over die overrendementen. In de tweede EU Pensioenrichtlijn is onder meer vermeld dat risico’s en voordelen eerlijk over de generaties moeten worden verdeeld. Het fonds heeft derhalve geen vrijheid om naar eigen inzicht over de overrendementen te beschikken. Als gevolg van de onjuiste DNB standpunten, die in de PW en het FTK / nFTK zijn vastgelegd moest ook het ABP per Euro toekomstige pensioenbetaling steeds meer belegde middelen aanhouden, ongeacht de rendementen van het ABP. Het APB heeft sinds 2008 de overrendementen gebruikt om de gedaalde RTS en de invoering van buffers te betalen. Daardoor kon het ABP geen toeslagen voor de gestegen prijzen verlenen.

Slotconclusie

Gelet op het voorgaande is de huidige PW inderdaad een doodlopende weg wegens de inconsistenties in deze wet, ontstaan door het volgen van de onjuiste DNB standpunten. De oplossing voor het huidige probleem is niet het concept-pensioenakkoord, dat op veel punten strijdig is met de tweede EU Pensioenrichtlijn. Momenteel bestaan twee keuzes. De eerste is dat Nederland de tweede EU Pensioenrichtlijn juist omzet in de PW en fondsbesturen wachten af en volgen. De tweede is dat fondsbesturen kiezen voor hun eigen verantwoordelijkheid door zich aan de wet te houden en de voorschriften van de tweede EU Pensioenrichtlijn volgen.
Bent u, mevrouw Wortmann, bereid om met uw bestuur gevolg te geven aan deze tweede keuze? Het bestuur ziet wegens de actualiteit uw antwoord graag vóór 10 juli aanstaande tegemoet.

Met vriendelijke groet, Willem Schuddeboom Voorzitter bestuur NBP