Een bestuur van een pensioenfonds dat wel ballen heeft ………..

1.8 Dashboard ABP, PFZW,PMT, PME & bpfBOUW K4 2019  Bron Cor Mol

19 maart 2020

De versie voor het 1e kwartaal 2020 treft u hier aan.

Deze bijdrage maakt onderdeel uit van de serie Pensioenen. [1]

Het jaar 2019 was voor de vijf bedrijfspensioenfondsen ABP, PFZW, PMT, PME en bpfBOUW weer eens een meer dan voortreffelijk jaar met een gemiddeld rendement van zo’n 17,6%. (2018: ≈ -1,3 %)

De vooruitzichten zijn echter minder rooskleurig als we het ABP mogen geloven die uitgaat van een verwachting, net als de andere grote beleggers, van een rendement van gemiddeld rond de 4%. Het opgelopen agio op de vastrentende waarden moet tenslotte ook eens over de looptijd van de vastrentende waarden worden afgeschreven. Maar 4% is nog steeds aanmerkelijk meer dan de 0,7-0,8 % rekenrente die het mallotige politieke Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen (FTK) voorschrijft en dat leidt tot dekkingsgraden die thans grofweg 30-40 % beneden de reële waarde liggen.

Een bestuur van een pensioenfonds dat wel ballen heeft zal proberen een zo reëel mogelijk beeld te schetsen aan zijn deelnemers uitgaande van een op lange termijn te behalen rendement met verschillende scenario’s. Een dergelijke opstelling zal veelal een getrouwer beeld geven dan de jaarrekening waar de accountant en de actuaris zijn handtekening onderzet.

De vijf grote bedrijfspensioenfondsen hebben een aandeel van ca 57 % in het pensioenvermogen van de pensioenfondsen. In 2019 nam hun pensioenvermogen met 17,9 %  (€ 138 mld.) toe. Er werd een rendement gemaakt in 2019 van gemiddeld 17,6 %, terwijl de actuele dekkingsgraad van die fondsen des ondanks slechts met 0,9% % steeg tot 99,4 %. Op basis van het aandeel van die fondsen zal het totale pensioenvermogen van de pensioenfondsen zo rond de € 249 mld. (!) stijgen in 2019. Hiervan strijkt het Ministerie van Financiën €  87 mld. aan belastingen op en de belastingclaim gaat dan ook met dit bedrag omhoog.

[Inmiddels weten we dat

(1) die stijging van het pensioenvermogen voor alle pensioenfondsen in totaal € 265 mld. bedraagt. de grootste stijging in één jaar ooit!

(2) de algemene reserves vande vijf grote fondsen met ca € 80 mld. gedaald zijn in de eerste 2 maanden 2020. Voor alle fondsen is dat dus ca € 140 mld. En dan komt maart nog.]

______________________________________________________________________________________________________________________________________

  • 1 Inleiding

Elk kwartaal publiceren de vijf grote bedrijfspensioen- fondsen hun kwartaalbericht dat kennelijk volgens een vast stramien wordt ingevuld aan de hand van de template van het vorige kwartaal. Voor de hand hand liggende omissies zoals kwartaalrendementen in euro’s en een behoorlijke resultatenrekening en kwartaalbalans worden dan ook al jaren achterwege gelaten. Toezichthouders DNB en AFM rekenen het kennelijk niet tot hun taak om de besturen van die fondsen daarop aan te spreken. Minimaal zou je van een kwartaalbericht mogen verwachten dat vermeld wordt hoeveel rendement dit kwartaal weer in het afvoerputje van de DNB-rentetermijnstructuur verdwenen is door de rekenrente.

Het jaar 2019 was weer een uitstekend jaar en gemiddeld werd door de vijf fondsen een rendement gemaakt van ca 17,6 % of totaal ≈ € 140 mld. [1a] Het echte €-cijfer weten pas nadat de jaarverslagen 2019 zijn uitgebracht. Dit cijfer lijdt tot een projectie van het rendement voor alle pensioenfondsen gezamenlijk van ≈ € 245 mld. [1b] De staat verhoogde daarmee zijn belastingclaim in 2019 met ≈ € 86 mld., maar minister Hoekstra verantwoordde daarvan weer eens geen stuiver in zijn boeken.

  • 2 Dashboard

Het  dashboard eind 2019 voor de vijf grote bedrijfspensioen- fondsen ziet er als volgt uit:

  • 3 Het rendement

Het historisch rendement 2003-2019 voor de vijf grote bedrijfspensioenfondsen is als volgt:

Als we het voortschrijdend meetkundig rendement per fonds in een grafiek weergeven ontstaat het volgende beeld:

(a) Die 4% was dus zo gek nog niet en aan de conservatieve kant.

  • 4 De rekenrente

Uit het Open Boek Toezicht citeren we:

“De technische voorzieningen worden op grond van de Pensioenwet berekend op basis van verwachte toekomstige kasstromen die voortvloeien uit de opgebouwde onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen. Van de verwachte kasstromen wordt de contante waarde berekend. Dit contant maken moet op grond van de Pensioenwet op basis van marktwaardering worden gedaan. Daarbij moet op grond van de wet worden gewerkt met de door DNB gepubliceerde actuele RTS”

Helaas vertelt het Open Boek niet wat er eigenlijk onvoorwaardelijk is aan de pensioentoezeggingen van de pensioenfondsen. Ook geldt dat het verband tussen de door DNB met veel kabbalistiek omgeven rekenrente weinig van doen heeft met het “contant maken …. op basis van marktwaardering”. Daar valt nog wel een boekje over open te doen. [b.v. 4b; 4c]

De rekenrente wordt door DNB voorgeschreven en vertoont het volgende beeld sinds 2015 [4a]:

(click op de grafiek of Ctrl+ om te vergroten)

(a) De verhoging van de rekenrente per eind 2019 t.o.v. het 3e kwartaal 2019 blijkt uit de grafiek (lichtblauwe lijnen). Die verbetering is het hoogst in het 18e jaar (0,393 %) en vlakt daarna af. Dat heeft natuurlijk alles te maken met de reken-“systematiek” van DNB na het 20e jaar met het naar de UFR toerekenen. [4a]

(b) Het historisch verloop van de rekenrente voor het ABP is als volgt:

(c) ABP-website: “De rente heeft een grote invloed op de dekkingsgraad. Een afname van de rente met 1%-punt leidt naar verwachting tot een afname van de actuele dekkingsgraad met 12%.”

Bedoeld wordt hier de ontwikkeling van de marktrente met als gevolg lagere waarde beleggingen ca 8% en lagere waarde verplichtingen ca 20%, netto dus 12%.  Als alleen de rekenrente wijzigt, verandert er aan de waarde van de beleggingen helemaal niets.

  • 5 Indexatie-achterstanden eind 2019

Met enig spitwerk valt deze informatie boven tafel te krijgen. Sommige fondsen zijn i.t.t. hun pretentie niet al te transparant in hun informatieverschaffing. [5] Ook hier geldt weer dat die kneuzen van toezichthouders het ook hier laten afweten. Materieel werd de pensioendeelnemers in het verleden de worst van een waardevast pensioen voorgehouden, daar zijn we inmiddels echter mijlen ver van verwijderd.

(a) Op grond van bovenstaande cijfers is er dus een forse voorwaardelijke pensioenverplichting uit hoofde van indexatieachterstanden en geven de actuele dekkingsgraden een geflatteerd beeld als je overigens accepteert dat de rekenrente wel de juiste discontofactor is.

(b) De pensionado’s liepen dus een flink bedrag aan pensioenuitkeringen mis door die nagelaten indexaties. Ook de overheid miste de belastingopbrengst op die extra pensioenuitkeringen en dat gat moest natuurlijk wel weer door alle belastingbetalers worden opgehoest.

(c) Gaan we uit van de volgende uitgangspunten:

(1) Sinds 1/1/2010 heeft geen indexatie meer plaatsgevonden;

(2) een reële loonstijging van 1% per jaar en inflatie volgens prijsindexcijfer CBS.

dan bestaat er een indexatieachterstand eind 2019 van afgerond 30%. Dat is dus heel andere koek dan de pensioenfondsen ons plachten voor te schotelen.

  • 6 Enkele citaten uit kwartaalberichten

6.1 ABP

“ABP boekte over heel 2019 een positief rendement van 16,8%. Met name de categorieën aandelen, alternatieve beleggingen en vastgoed deden het goed. In het vierde kwartaal was het rendement 1,5%.”

CM: In het vierde kwartaal werd op vastrentende waarden, met name staatsobligaties, een rendement gemaakt van -4,4 mld. (-2,4%). Voor heel 2019 was rendement op vastrentende waarden € 14,0 mld. (8,7%). Deze vastrentende waarden maken ≈ 39% van de beleggingsportefeuille uit en geven 20,3 % van het beleggingsresultaat 2019.

“Nu hebben we een goed beleggingsjaar achter de rug, maar we verwachten dat de rente de komende jaren laag zal blijven en ook verwachten we, net als andere grote beleggers, lagere rendementen van gemiddeld rond de 4%.” {CM: dat agio op vastrentende waarden moet toch eens verschmerzt worden}

De actuele dekkingsgraad van eind 2018 en eind 2019 ontlopen elkaar niet veel: slechts 0,7%. Maar door het jaar heen waren er behoorlijke schommelingen. Hij steeg in het eerste kwartaal licht van 97,1% naar 99,0%. In het tweede en derde kwartaal hakte de dalende rente er flink in: eind september 2019 stond de actuele dekkingsgraad op 91,0%. Een stijgende rente zorgde voor een stijging van de dekkingsgraad naar 97,8% aan het eind van het jaar.”

6.2 PFZW

“De stijging van de rente had een postief effect op de actuele dekkingsgraad in het 4e kwartaal van 6,3%. De actuele dekkingsgraad is berekend op basis van de nieuwe grondslagen 2020. Het effect van de nieuwe grondslagen is een stijging van de dekkingsgraad met 0,9 procentpunt.”

Peter Borgdorff: “Het nieuwe jaar is begonnen met geruststellend nieuws: PFZW- pensioenen gaan in 2020 niet omlaag.  Het behaalde rendement van 18,8% in 2019 leidt tot een forse stijging van het pensioenvermogen.”

“In het vierde kwartaal behaalde PFZW een rendement van afgerond 0,0%. Beleggingen in ZakelijkeWaarden, Grondstoffen en Krediet behaalden positieve rendementen, terwijl Vastrentende Waarden en Overlay negatief rendeerden. Dit komt met name door de stijging van de rentes waardoor de waarde van obligaties en swaps daalden. De stijging van de rente wordt veroorzaakt door positieve berichten over de economie en signalen van de centrale banken dat voorlopig geen renteverlagingen hoeven te worden verwacht. Beursgenoteerde Aandelen (6,7%) en Grondstoffen (12,6%) boekten een positief rendement als gevolg van bovengenoemde ontwikkelingen.”

CM: Op de staatobligaties werd in het 4e kwartaal 2019 -4,2% rendement gemaakt waarbij die obligaties 23,4 % van de beleggingsportefeuille excl. overlay uitmaken. Daarnaast werd in dat kwartaal € 5,3 mld. verlies gemaakt op de rente overlay. Omdat de rendementen in eurobedragen in het PFZW kwartaalbericht altijd ontbreken, moeten we het met percentages doen. Van DNB moet je de rente zoveel mogelijk hedgen. PFZW verloor door de rentehedge in het 4e kwartaal 4,6% rendement. In een koe in de kont kijken excelleert DNB dan ook voortdurend, alleen nu even niet.

6.3 PMT

“Door de verbeterde financiële positie in combinatie met de interventie eind november van Minister Koolmees in de buffervereisten, zijn verlagingen van pensioenen in 2020 definitief van de baan”

Benne van Popta, werkgeversvoorzitter PMT: “Het beleggingsrendement van PMT was in 2019 bovengemiddeld hoog. Het aandelenrendement was 23,4%, het rendement op de returnportefeuile 18,9%. Toch daalde de dekkingsgraad enigszins als gevolg van de nog verder gedaalde rente. Het komend jaar lijkt niet gemakkelijk te worden, gegeven de onzekerheden ten aanzien van ontwikkelingen op de financiële markten en nieuwe regelgeving. Het zal veel inspanningen vergen om ook het jaar 2020 goed te eindigen. Wat mij veel zorgen baart is dat deze korte termijn onzekerheden een evenwichtig lange termijnbeleid van PMT moeilijk maakt.”

“Een rendement van 18,1% was niet genoeg om de stijging van de verplichtingen te compenseren door de sterke daling van de rente. De dekkingsgraad kan in minder dan een jaar zomaar met 10 tot 15% dalen of stijgen. In oktober 2018 was de dekkingsgraad bij PMT nog 105,3%, daarna zakte deze naar 91,6% in augustus en steeg naar 98,8% eind van het jaar. Terwijl de rendementen voortdurend hoog waren, was er steeds een dreiging met verlaging van pensioenen. Onze deelnemers worden er tureluurs van.“

“Het totaal beleggingsrendement kwam over het vierde kwartaal door de invloed van het negatieve resultaat op de matchingportefeuille (-8,6%) uit op -2,3%.”

6.4 PME

Eric Uijen, voorzitter uitvoerend bestuur: “Sinds het vorige kwartaal steeg de dekkingsgraad ruim 5% waardoor we net onder de 100% uit komen. Daarom hebben we goede reden om gebruik te maken van de vrijstellingsregeling die minister Koolmees ons biedt om de pensioenen niet te verlagen in 2020. Hoewel het rendement in het vierde kwartaal negatief was (CM: -0,8 %) , sloten we het jaar toch af met een beleggingsresultaat van 18,1%.”

6.5 bpfBOUW

“Per 1 januari 2020 krijgt iedereen, pensioengerechtigden en (gewezen) deelnemers, er 0,26% bij. De gedeeltelijke verhoging is mogelijk door de financiële situatie van bpfBOUW. De pensioenpremie voor toekomstige opbouw gaat vanaf 2020 omhoog van 20,2% naar 22,2%. Door de huidige lage rente is de verhoging nodig om ook in de toekomst financieel gezond te blijven.”

“Aandelenbeleggingen stegen substantieel in waarde in het laatste kwartaal. De beleggingen in onroerend goed en hoogrentende waarden behaalden gematigd positieve resultaten. De alternatieve beleggingen van het fonds kenden een licht negatief rendement.”

CM: De vastrentende waarden maken ult. 2019 43% (!) van de beleggingsportefeuille uit.  In het 4e kwartaal werd hierop -2,9 % rendement gemaakt, voor het hele jaar was dit 9,2 %.  Op de renteafdekiing werd respectievelijk -1,8 % en 4,0 % rendement gemaakt.

______________________

Laatst bijgewerkt 19 maart 2020

1] Deze bijdrage maakt onderdeel uit van de serie

♦ 1.0 Serie pensioenen

♦ 1.1 Pensioenvermogen

♦ 1.2 Belastingdruk op het pensioenvermogen

♦ 1.3 Rendement pensioenvermogen

♦ 1.4 Pensioenvermogen naar inkomensdeciel

♦ 1.5 Pensioenvermogen 2060

♦ 1.6 Nederland’s pensioenvermogen in Europees perspectief

♦ 1.7 Opdoeken die omkeerregel pensioenen!

♦ 1.8 Dashboard ABP, PFZW,PMT, PME & bpfBOUW

  • 1 Inleiding

[1a] Benaderd op basis van het gerapporteerde rendementspercentages van de vijf fondsen over hun gemiddeld pensioenvermogen (1/1 + 31/12)/2. Voor ABP is het gerapporteerde rendement 2019 aangehouden.

[1b] Het pensioenvermogen van de grote vijf  is ca 57% van het totaal pensioenvermogen pensioenfondsen. Aangenomen dat het totaal rendement globaal overeenkomt, een uiterst grove benadering.

  • 2 Dashboard

Bronnen: Dashboard 30-09-2019 en §6

  • 3 Het rendement

zie §6

  • 4 De rekenrente

[4a] DNB, “Nominale rentetermijnstructuur pensioenfondsen (zero coupon)”, 8 januari 2020,

https://statistiek.dnb.nl/downloads/index.aspx#/details/nominale-rentetermijnstructuur-pensioenfondsen-zero-coupon/dataset/ed15534f-eab3-4862-a68e-f33effa78d6a/resource/60304cad-97ba-4974-a0ed-05597c91e37c

Het “open boek” van DNB, bleef aanvankelijk voor mij gesloten: Niets gevonden voor uw zoekvraag

Gelukkig hebben we Google nog: https://www.toezicht.dnb.nl/binaries/50-234028.pdf

De samenvatting van de berekeningswijze is als volgt:

“Samenvatting
De aanpassing van de rentetermijnstructuur betreft een aanpassing van de zero rentes voor looptijden langer dan 20 jaar. Voor looptijden tot en met 20 jaar is de zero rente gelijk aan de uit de markt afgeleide zero rente. De berekening van deze zero rentes staat beschreven in de notitie ‘Vaststelling methode rentetermijnstructuur FTK’ (10 maart 2005).

Voor looptijden vanaf 21 jaar wordt de zero rente aangepast door de onderliggende 1-jaars forward rentes te extrapoleren naar de zogenoemde ultimate forward rate (UFR). De aldus bepaalde rentetermijnstructuur dient te worden gebruikt voor de discontering van pensioenverplichtingen op grond van artikel 2 lid 2 van het Besluit FTK. Hieronder wordt beschreven hoe de rentetermijnstructuur door DNB wordt berekend.”

[4b] ESB, “Ons pensioenstelsel verdient beter”

https://esb.nu/esb/20056035/ons-pensioenstelsel-verdient-beter

[4c] Piet Duffhues, “Rekenrentedebat is verworden tot een politieke discussie”, Me Judice, 25 november 2019.

https://www.mejudice.nl/artikelen/detail/rekenrentedebat-is-verworden-tot-een-politieke-discussie

[4d] ABP, “Effect van rente op dekkingsgraad”

https://www.abp.nl/over-abp/financiele-situatie/actuele-financiele-situatie/verplichtingen-en-rente.aspx

[4f] CPB, “Effecten van bodem in rekenrente pensioenfondsen”

Enkele citaten:

“Invoering van een bodem van 2% leidt bij de rentetermijnstructuur van eind 2016 voor een gemiddeld fonds tot een afname van de verdisconteerde verplichtingen met 12%; een bodem van 4% tot een afname met 39%. Invoering van een bodem van 2% gedurende vijf jaar heeft beperkte generatie-effecten. Een tijdelijke bodem van 4% of een permanente bodem heeft forse generatie-effecten”

“Een daling van de rente met 1%-punt leidt ook tot een stijging van het vermogen van pensioenfondsen van gemiddeld zo’n 8%. Een daling van de rente leidt immers tot hogere koersen voor vastrentende waarden, zoals obligaties. Daarnaast dekken veel fondsen een deel van hun verplichtingen af met renteswaps, die bij een rentedaling in waarde toenemen. De gemiddelde afdekking van renterisico via langlopende obligaties en renteswaps ligt in de orde van 40%. Een daling van de rente met 1%- punt leidt voor een gemiddeld fonds per saldo tot een daling van de dekkingsgraad met ongeveer 12%-punt. [C.M. – zie ook 4e] Zowel de looptijd van de verplichtingen als de mate van afdekking van renterisico verschilt tussen fondsen.”

De rekenrente van het ABP was eind 2016 1,6%, voor het PFZW was die rekenrente toen 2016K4 1,43 %.

Het zal duidelijk zijn dat er een fors verschil bestaat tussen aanpassing van de rentetermijnstructuur waarmee alleen maar gerekend wordt en de marktontwikkeling van de rente. In het eerste geval verandert er niets aan de waardering van de beleggingen. De eerste berekening van het CPB kan ik dan ook niet thuisbrengen.

  • 5 Indexatie-achterstanden eind 2019

[5a] ABP, “Indexatie afgelopen jaren”

https://www.abp.nl/over-abp/financiele-situatie/indexatie.aspx

[5b] PFZW, “Uw pensioen gaat niet omhoog in 2020”,

https://www.pfzw.nl/particulieren/pensioen-bij-ons/ik-ben-met-pensioen/indexeren.html

{5c] PMT, Jaarverslag 2018

https://www.bpmt.nl/downloads?cms%5Bcm1206%5D%5Bdownload%5D=1524

[5d] PME, Jaarverslag 2017, blz. 29

https://www.metalektropensioen.nl/nieuws/jaarverslag-2017-en-maatschappelijk-verantwoord-beleggen-online

[5e] bpfBouw, “Verleende en niet-verleende verhogingen”

https://www.bpfbouw.nl/over-bpfbouw/onze-organisatie/ons-beleid/ons-toeslagbeleid.aspx

  • 6 Enkele relevante citaten uit kwartaalberichten

[6a] ABP, Kwartaalbericht 4e kwartaal 2019

[6b] PFZW, Kwartaalbericht 4e kwartaal 2019

[6c] PMT, Kwartaalbericht 4e kwartaal 2019

https://www.bpmt.nl/actueel/geen-verlaging-van-pensioenen-en-een-beleggingsrendement-van-18-1

[6d] PME, Kwartaalbericht 4e kwartaal 2019

https://www.pmepensioen.nl/over-pme/nieuws/berichten/dekkingsgraad-eindigt-net-onder-de-100-geen-pensioenverlaging-in-2020/

[6e] bpfBouw, Kwartaalbericht 4e kwartaal 2019