Forse verbouwing pensioenstelsel

‘Wie gaat de rekening betalen?’

Vakbondsbestuurder Tuur Elzinga wist het begin deze week zeker: een op voorhand historisch akkoord over een nieuw pensioenstelsel was op een oor na gevild. Eind deze week konden de handtekeningen worden gezet. Dacht hij.

Peet Vogels 31-05-20, 11:00 Laatste update: 11:30

Niets blijkt minder waar. De Nederlandse ‘polder’ heeft voor de zoveelste keer meer tijd nodig om alle plooien glad te strijken. De grootste plooi is als altijd geld, veel geld. De verwezenlijking van het nieuwe pensioenstelsel vergt onder meer zo’n 60 miljard euro en dat heeft niemand in zijn achterzak – werkgevers niet, werknemers niet en ook het rijk hikt enorm tegen het immense bedrag aan. In vier vragen proberen wij u door de enorm moeilijke  materie te loodsen.

 

Tuur Elzinga, vakbondsbestuurder FNV. © ANP

  1. Waarom is een nieuw pensioenstelsel eigenlijk nodig?

Dat het pensioenstelsel toe is aan een forse verbouwing, was tien jaar geleden al duidelijk. In het huidige stelsel garanderen de pensioenfondsen min of meer een bepaald pensioen. Om die garantie waar te kunnen maken, moeten de fondsen over voldoende vermogen beschikken. Hoeveel dat moet zijn, wordt bepaald door de rekenrente. Die rente is al jaren aan het dalen, waardoor pensioenfondsen gedwongen zijn steeds meer vermogen in kas te houden. Daardoor is er geen geld meer om de pensioenen te indexeren; dus mee te laten stijgen met de inflatie. Als alles bij het oude blijft, dreigen eind dit jaar zelfs forse kortingen te moeten worden doorgevoerd.

Tegelijkertijd renderen de beleggingen van de pensioenfondsen uitstekend, waardoor ons pensioenvermogen aangroeide tot 1600 miljard euro! Nog nooit zat er zoveel geld in de pensioenpotten en toch dreigt aan het eind van het jaar een korting. Nog moeilijker uit te leggen is dat de pensioenfondsen de premie moeten verhogen om de tekorten niet verder op te laten lopen. Met ander woorden: de premies worden steeds hoger en de  pensioenen lager, terwijl de pensioenpot overvol is. Dat valt aan niemand meer uit te leggen. Vandaar dat het stelsel op de schop moet.

Nog nooit zat er zoveel geld in de pensioen­pot­ten en toch dreigt aan het eind van het jaar een korting

Een ander teer punt is de zogeheten doorsneepremie. Nu bouwt iedereen die pensioenpremie betaalt jaarlijks hetzelfde percentage aan pensioen op. Dit systeem werkte prima toen iedereen zijn werkzame leven bij dezelfde baas bleef. Wat je eerst tekort kwam, werd daarna weer ingelopen. Maar tegenwoordig veranderen mensen vaker van baan. Bovendien zijn ze soms werknemer en dan weer zelfstandige ondernemer (zzp’er). Voor die mensen kan een doorsneepremie heel nadelig uitpakken.

  1. Wat gaat er (hoogstwaarschijnlijk) veranderen?

De rekenrente wordt als maatstaf afgeschaft. Dat is een enorme verandering. In het nieuwe pensioenstelsel beloven de pensioenfondsen niet langer een gegarandeerd pensioen. In plaats daarvan geven ze een verwacht pensioenkapitaal.

Pensioenfondsen maken over de jaren gemiddeld 6 tot 7 procent rendement per jaar.  Als ze meer dan het verwachte rendement maken, kunnen de pensioenen worden verhoogd. Is het rendement minder dan verwacht dan worden de pensioenen gekort.

Bonden en werkgevers, de sociale partners, willen niet dat een slecht jaar op de beurs direct tot grote kortingen op de pensioenen leidt. Daarom moet in het nieuwe stelsel een buffer worden opgebouwd om tegenvallers op te vangen. Sowieso zullen eventuele kortingen dan uitgesmeerd worden over meerdere jaren.

Ook de doorsneepremie wordt afgeschaft. Dat betekent dat premies die jongeren betalen meer rendement gaan opleveren. Ze krijgen dus meer pensioen voor hun premie, of betalen minder premie voor hetzelfde pensioen. Voor ouderen is de situatie omgekeerd. Die krijgen minder pensioen voor hun premie dan in de oude situatie.

 

Foto ter illustratie. © Venema Media

  1. Waar zitten de (grootste) problemen?

Op tal van terreinen, maar samengevat gaat het over geld. Hoe hoog wordt de rekening en wie gaat die betalen? Neem de afschaffing van de doorsneepremie. Die benadeelt de groep werknemers vanaf 45 jaar. Het totale nadeel is zo’n 60 miljard euro, bleek uit een eerdere berekening van het Centraal Plan Bureau (CPB). Waar dat geld vandaan moet komen is een vraag die nog op tafel ligt.

Moet de 60 miljard betaald worden uit de pot, zodat iedereen een beetje inlevert? Of is het onrechtvaardig gepensioneerden mee te laten betalen? Moeten de jongeren dan maar betalen? Zij hebben immers nog decennia de tijd om de kosten van de rekening goed te maken.

Deelnemers geven hun gegaran­deer­de pensioen op voor een nieuw en onzeker pensioenka­pi­taal

Geld speelt ook een belangrijke rol bij de overgang van de oude pensioenrechten naar het nieuwe stelsel, het zogenoemde invaren. Deelnemers geven hun gegarandeerde pensioen op voor een nieuw en onzeker pensioenkapitaal. Hoeveel pensioenkapitaal krijgen zij voor hun opgebouwde rechten? En wie moet daar eventueel voor betalen als er gecompenseerd moet worden? Pensioenfondsen zitten niet te wachten op claims van deelnemers en zien het liefst dat het rijk garant staat voor eventuele compensatie. Maar daar voelt het kabinet op zijn beurt weer niet voor.

Een ander probleem ligt bij het ‘projectierendement’, het verwachte rendement voor de komende jaren. Hoe hoger dat veronderstelde rendement, hoe lager de premie kan zijn. Maar een te optimistisch rendement vergroot de kans op tegenvallers en dus kortingen. Dat zien de bonden niet zitten. Een te laag verwacht rendement leidt op zijn beurt tot een onnodig hoge premie. En daar zitten de werkgevers weer niet op te wachten. En dan moet er ook nog geld komen voor de buffer om tegenvallers op te vangen. Komt dat uit de rendementen op de beleggingen of uit de premie bijvoorbeeld? Allemaal vragen die nog openstaan.

  1. Ze praten al tien jaar, dus wat is de haast om er nu snel uit te komen?

Er staat wel druk op de ketel. Eind dit jaar dreigen er grote kortingen op miljoenen pensioenen. Dat komt omdat er nu nog strenge regels gelden. Een nieuw pensioenakkoord heeft soepelere regels en daarmee zijn kortingen wellicht te vermijden. Een belangrijk punt voor bijvoorbeeld de vakbonden.

Het nieuwe stelsel heeft ook direct te maken met vroegpensioen voor zware beroepen. Eerder werd het vroegpensioen afgeschaft, of fiscaal onaantrekkelijk gemaakt. Maar met name werknemers met zware beroepen halen vaak niet gezond de eindstreep. In het nieuwe pensioenakkoord is afgesproken dat zij drie jaar voor hun AOW-leeftijd mogen stoppen. Maar die afspraak geldt alleen als er een uitgewerkt akkoord ligt met de handtekeningen van sociale partners en kabinet.

Met name werknemers met zware beroepen halen vaak niet gezond de eindstreep

Toch lijkt het onwaarschijnlijk dat een nieuw pensioenstelsel al volgend jaar wordt ingevoerd. Omdat het een ingewikkelde operatie is met grote financiële consequenties wordt rekening gehouden met invoering in 2026. Toch willen sociale partners snel een akkoord om zo onder de strenge kortingsregels van het huidige pensioenstelsel uit te komen.