Direct verband tussen hoogte van salaris en pensioen verdwijnt

Nieuwsnieuw Pensioenstelsel

Direct verband tussen hoogte van salaris en pensioen verdwijnt

De rendementen op de beurs worden in hoge mate bepalend voor de hoogte van de pensioenen. Het directe verband tussen de hoogte van de uitkering en het eerder verdiende salaris verdwijnt. De kans op mee- en tegenvallers wordt groter, maar er worden schokdempers ingebouwd om dat effect in te tomen.

Gijs Herderscheê20 mei 2020, 5:00

Er werd een jaar lang gesleuteld aan een nieuw pensioenstelsel. Beeld Getty Images

Dat is de kern van het nieuwe pensioenstelsel waarover vakbeweging, werkgevers en kabinet het vrijwel eens zijn. Er wordt al een jaar aan gesleuteld. Het nieuwe stelsel is de uitwerking van het grote Pensioenakkoord van 2019. Dat werd toen al als een doorbraak beschouwd, maar moest worden uitgewerkt. De aanhoudende financiële malaise bij de pensioenfondsen zet de gesprekken onder grote druk. De coronacrisis heeft die situatie dit voorjaar verder verslechterd.

Het nieuwe stelsel dat nu op tafel ligt moet een einde maken aan de discussies over de slechte situatie van de pensioenfondsen waardoor zij niet aan eerder beloofde aanspraken van hun deelnemers kunnen voldoen. Ook hoeft er straks niet meer voortdurend over de ‘rekenrente’ of het al of niet verlagen van de pensioenen te worden onderhandeld.

De uitwerking is een poldercompromis: de werkgevers krijgen duidelijkheid over de premie die niet meer van jaar op jaar wisselt. De vakbeweging gaat onder druk van de omstandigheden akkoord met een grotere rol voor de beleggingsopbrengsten (tot nu toe vaak weggezet als een ‘casinopensioen’) maar houdt vast aan collectieve beleggingen die volgens haar ‘welvaartswinst’ opleveren.

 

 

Versoberd

Tot nu toe was het salaris het ijkpunt voor de pensioenhoogte. Vroeger was de vuistregel dat het pensioen 70 procent van het laatst verdiende salaris was. Sinds de eeuwwisseling is dat versoberd naar 70 procent van het gemiddeld verdiende loon. Dat leverde een ‘pensioenaanspraak’ op. Of een pensioenfonds in staat is al die aanspraken uit te betalen, blijkt uit de ‘dekkingsgraad’.

Bij de berekening daarvan is de rente cruciaal. Omdat die al jaren laag is, staan de fondsen er slecht voor, waardoor de premies torenhoog zijn, de pensioenen niet verhoogd en soms verlaagd moeten worden, met veel maatschappelijke onrust van dien.

Nu willen kabinet, werkgevers en vakbeweging overgaan naar een premiecontract. De betaalde premie plus de beleggingsopbrengsten worden bepalend voor de pensioenhoogte. Er is geen sprake meer van een ‘pensioenaanspraak’ maar van een ‘verwacht pensioen’.

Bij de berekening van dat verwachte pensioen wordt gekeken naar de ingelegde premie plus rendementen bij pensionering en de levensverwachting van 65-plussers, nu 20 jaar. Daarop komt een opslag op basis van het ‘projectierendement’, het verwachte rendement in de komende jaren. Dat projectierendement is een voorspelling op basis van beleggingsopbrengsten in het verleden. Als de beleggingen meevallen, wordt het pensioen gedurende een paar jaar stapsgewijs verhoogd en als het tegenzit gebeurt het omgekeerde.

In de praktijk kan dit betekenen dat de plussen en minnen tegen elkaar wegvallen. Wie na pensionering korter leeft dan de verwachte 20 jaar, verliest zijn ingelegde geld aan het pensioenfonds. Dat gebruikt dat geld voor degenen die langer leven dan de verwachte 20 jaar.

Alle premies die in een jaar binnenkomen, worden in principe gezamenlijk belegd. Maar pensioenfondsen kunnen er voor kiezen per ‘cohort’ te beleggen. Dan wordt bijvoorbeeld voor 20- tot 30-jarigen riskant belegd, omdat dat kans biedt op hoge opbrengst. Voor 50- tot 60-jarigen wordt een stuk voorzichtiger belegd omdat zij hun pensioen naderen. Voor gepensioneerden wordt nog conservatiever belegd.

Theoretisch model

Uit berekeningen van het Centraal Planbureau blijkt volgens betrokkenen dat het nieuwe model ‘kan vliegen’. Het CPB rekende met een theoretisch model. Belangrijker zijn de berekeningen die een dozijn pensioenfondsen nu maken om te zien hoe het nieuwe contract uitpakt.

Die berekeningen moeten binnen zijn als vakbeweging, werkgevers en kabinet het eind volgende week eens willen worden. Daarna moet de achterban van de werkgeversverenigingen en de vakbonden nog instemmen. Op vrijdag 12 juni buigt het ‘ledenparlement’ van de FNV zich over het plan.

De verwachting is dat invoering van het nieuwe ‘pensioencontract’ mogelijk zeven jaar zal duren. Voordat het zover is, moeten nog grote hobbels genomen worden. Het plan is om de ‘doorsneepremie’ af te schaffen. Nu subsidiëren jongeren indirect hun oudere collega’s bij de pensioenopbouw. Als dat verandert, verliezen de werkende 45-plussers die subsidie en moeten ze gecompenseerd worden. Hoe dat moet, is nog onduidelijk.

Daarnaast is nog niet helder hoe de pensioenaanspraken die werkenden nu krijgen voorgespiegeld kunnen worden omgezet naar ‘verwacht pensioen’ zonder dat het perspectief sterk verslechtert.

Er is een juridisch probleem met de vraag of mensen met pensioenopbouw gedwongen kunnen worden over te stappen naar het nieuwe contract. Dat kan een probleem worden als het ‘verwachte pensioen’ lager wordt dan de ‘pensioenaanspraak’ of het lopende pensioen. Tenslotte moet het nieuwe pensioencontract in wetgeving verankerd worden.

Coronavirus deelt mokerslag uit aan pensioenen: fondsen verliezen veel geld
De wereldwijde coronacrisis heeft de pensioenfondsen een mokerslag uitgedeeld. Niet alleen blijft de rente laag, ook beleggingen zijn in een vrije val geraakt. Dit zet het overleg over vernieuwing van het pensioenstelsel onder druk.

Net nu 50Plus zo veel had kunnen betekenen voor de achterban kent de zelfbeschadiging geen grenzen
De implosie van de ouderenpartij had politiek interessant kunnen zijn als het interne debat was gegaan over hoogst actuele thema’s, schrijft Raoul du Pré in dit commentaar.