Pensioenen, hoe worden jong en oud belazerd?

De bekende publicist Ad Broere heeft nog eens uit de doeken gedaan hoe wij met zijn allen belazerd worden rondom de pensioenen. Veronruste Ouderen vindt het belangrijk dat dit geluid breed verspreid wordt, en is daarom blij dat dit verhaal hier met toestemming gepubliceerd mag worden.

Het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds (ABP) is het grootste pensioenfonds van Nederland. Volgens eigen informatie had het ABP eind 2014 opgeteld aan waarde van de beleggingen (vooral aandelen en obligaties) en aan liquide middelen een belegde reserve van € 347 miljard tot zijn beschikking.

Deze € 347 miljard is bestemd voor de uitbetaling van aanvullende pensioenen aan gepensioneerden van nu en in de toekomst. De totale verplichting die het ABP eind 2014 had bedroeg -ruim gerekend- eind 2014 € 214 miljard.

Als het ABP aan het einde van 2014 zou zijn gestopt en aan alle lopende verplichtingen zou hebben voldaan dan zou er aan het eind van de rit minimaal € 133 miljard resteren.

Niemand kan hier aanspraak op maken, want de pensioenpremies die door de werkgever namens de pensioengerechtigde worden afgedragen aan het pensioenfonds komen in een ‘collectieve pot’ terecht. Er is geen verband tussen wat in de pot zit en individuen. Een pensioengerechtigde kan daarom niet meer geld claimen, dan wat hem of haar door het pensioenfonds is toegezegd.

Tekening 1
(c) Animercial

Pensioenfondsen beleggen het premiegeld en maken daarop rente (rendement). Als die rente hoger is dan de rente waarmee in de toezegging wordt gerekend, dan ontstaat er een verschil tussen het geld dat in de belegde reserve zit en het totaal aan verplichtingen. Bij het ABP ging het eind 2014 om € 133 miljard, want de rente (het rendement) was over de afgelopen dertig jaar aanzienlijk hoger dan de rente waarmee werd gerekend.
Tekening 2
(c) Animercial

Je zou zeggen dat het pensioen van de pensioengerechtigden aardig zou kunnen worden geïndexeerd als er zoveel geld overblijft nadat aan alle verplichtingen is voldaan. Niet dus, volgens De Nederlandse Bank (DNB). Er is geen geld over, stelt DNB, er is een tekort. In de media wordt geschreven over een te lage dekkingsgraad.
Hoe kan die te lage dekkingsgraad zijn ontstaan?

Tekening 3
(c) Animercial

De eerste tekening illustreerde de situatie bij het ABP per eind 2014. De tijd gaat echter verder en er komen nieuwe gepensioneerden bij en de pensioengerechtigden die nog niet de pensioenleeftijd hebben bereikt, bouwen hun pensioen nog (verder) op. De werkgever draagt premies af (in de verhouding van ongeveer 3 door de werkgever en 1 door de werknemer) en het pensioenfonds boekt rente (rendement) op de belegde premies.

Door onder andere het verplicht hanteren van de huidige rekenrente, is een hoge buffer nodig. Wij zijn met u van mening dat de huidige nominale systematiek niet deugt. Daarom bepleiten we al vele jaren af te stappen van een regeling waarbij de rekenrente zo’n dominante rol vervult.

Pensioenfonds Zorg en Welzijn

De Nederlandse Bank (DNB) stelt echter dat de rente (rendement) die pensioenfondsen boeken over de lange termijn gemiddeld niet meer dan 2% per jaar zou zijn. Dit is geheel in strijd met het beleggingsresultaat van de pensioenfondsen in de afgelopen decennia tot en met 2017, dat tussen 7 en 8% gemiddeld per jaar heeft bedragen. Omdat DNB echter ‘prudent’ beleid voert, stelt men dat 2% moet worden gehanteerd. Het zou consequent zijn om dan ook de werkgevers aanzienlijk meer premie te laten afdragen, maar nee, dat doen ‘we’ niet, want dan zouden de loonkosten te veel stijgen en dat is slecht voor de concurrentie en voor het budget van de grootste werkgever van Nederland: de overheid…
Het probleem wordt opgelost door de € 133 miljard die er meer in de ABP pot zat dan nodig was voor het nakomen van de verplichtingen te laten ‘uitvloeien’ naar de toekomst toe (zie tekening 3). En dan is er nog een -kunstmatig- tekort.

Tekening 4
(c) Animercial

Stel, als De Nederlandse Bank gelijk zou hebben en de (verre) toekomst er voor de beleggingen van de pensioenfondsen heel somber uitziet, dan is het nog ‘not done’ om het theoretische dekkingstekort op te vullen met geld dat aan de pensioengerechtigden wordt onthouden, die ervoor hebben gespaard. De redenering van DNB leidt ertoe dat de aanvullende pensioenen tot in lengte van jaren niet zullen worden geïndexeerd. Tegelijkertijd worden de werkgevers ontzien en dat is zeer tegenstrijdig als DNB tegelijkertijd verklaart dat het loonaandeel in het Bruto Binnenlands Product (de som van de geldwaarde van alles wat er in Nederland wordt geproduceerd) is afgenomen en het winstdeel juist is toegenomen.
DNB legt de grootste druk op de zwakste schouders en wil zich niet verantwoorden voor dit beleid. Intussen loopt de koopkracht van een groot deel van de ouderen steeds verder terug. Ondanks de steeds terugkerende verhalen over ‘rijke’ oudjes, die veel geld op de bank hebben staan. Dit geldt slechts voor een klein deel van de ouderen. Het grootste deel is toe aan een (stevige) indexering van het aanvullende pensioen en de jongeren aan een realistische aanpak.

De rol van de overheid is bij de verbetering van de bovengenoemde pijnpunten niet meer dan die van een van de werkgevers. Weliswaar de grootste, maar dat geeft de overheid niet het recht om sturend op te treden. Aanvullende pensioenen zijn een zaak van werkgevers en WERKNEMERS. Het lijkt erop dat dit over het hoofd wordt gezien. De Nederlandse Bank en de Autoriteit Financiële Markten hebben een toezichthoudende rol. Dat De Nederlandse Bank die rol opvat als een die het recht geeft om op hun beurt eveneens sturend op te treden is een vergissing. Bovendien is De Nederlandse Bank een niet-zelfstandig onderdeel van de Europese Centrale Bank en eigenlijk niet de aangewezen instelling om toezicht te houden op zaken die Nederlandse werkgevers en Nederlandse werknemers in onderling overleg met elkaar moeten uitzoeken. Een Sociaal Economische Raad voor de aanvullende pensioenen, die objectief advies geeft aan werkgevers en werknemers – niet aan de overheid – zou passender zijn.

© Ad Broere, econoom