Hebben we straks een beter pensioenstelsel? Rob de Brouwer

26 juli 2020 Hebben we straks een beter pensioenstelsel?

Na een stemming in het Ledenparlement van de FNV waarbij iets meer dan 60% van de leden onder dreiging van het opstappen van het bestuur vóórstemden en na een Kamerdebat waaruit bleek dat er een grote meerderheid is voor de plannen van Minister Koolmees staat de deur naar een nieuw pensioenstelsel wagenwijd open. Maar hebben we straks een beter pensioenstelsel?

Bij de onderhandelingen bleek gaandeweg dat er maar één manier was waarop nog enige positieve resultaten konden worden bereikt. De vermaledijde rekenrente moest echt worden afgeschaft. Volgens De Nederlandsche Bank (DNB) en de onderzoekers van NETSPAR was er maar één mogelijkheid om de risicovrije rente als rekeninstrument af te schaffen. We moeten af van het huidige contract dat gebaseerd is op een jaarlijkse vaste opbouw van aanspraken gerelateerd aan het gemiddelde loon. In plaats daarvan moet worden overgestapt naar een contract waarbij een premie wordt afgedragen zonder directe relatie met een in het vooruitzicht gestelde uitkering.

De Nederlandsche Bank (DNB) gaat ervan uit dat er een garantie wordt gegeven door het pensioenfonds op het nakomen van de belofte van een uitkering op het niveau van 80% van het middelloon. Dat niveau wordt bereikt na 42 jaar premie inleggen. Dit uitgangspunt berust op een onjuiste interpretatie van het pensioencontract. De veronderstelde garantie moet noodgedwongen leiden tot een berekening van de balanswaarde van de verplichtingen van een pensioenfonds op liquidatiebasis. Daarbij wordt net gedaan of het pensioenfonds ophoudt met zijn activiteiten en alle bezittingen verkoopt. Met de opbrengst worden dan risicovrije overheidsobligaties aangekocht.  Niet zo verwonderlijk dat een dergelijke ingreep die leidt tot een ernstige verzwakking van de balans vaak als resultaat heeft dat de beschikbare middelen ontoereikend blijken om aan alle verplichtingen te voldoen. In het pensioenakkoord waren sociale partners al afgestapt van een garantie. Er werd terecht meer gemikt op wat in de Europese Richtlijn een “hoge mate van zekerheid” noemt. Maar het verminderen of volledig opgeven van elke vorm van garantie kan volgens DNB niet leiden tot aanpassing van de eigenaardige rekentruc van de liquidatiebalans. De redenering daarachter lijkt te zijn dat elke rekenrente die hoger is dan de risicovrije rente de onjuiste indruk wekt dat geanticipeerd wordt op een risicopremie die verkregen kan worden als belegd wordt met risico. Dat wil zeggen dat beleggingen in zakelijke waarden zoals aandelen en onroerend goed nooit anders mogen worden beoordeeld dan beleggingen in risicovrije obligaties in een pensioenstelsel dat uitgaat van de opbouw van aanspraken. Of in gewoon Nederlands: er dreigt bij een hogere rekenrente geld te worden uitgedeeld dat nog niet is verdiend, aldus DNB, NETSPAR en de Minister en in hun kielzog het grootste deel van de Tweede Kamer. Een prudente discontovoet zoals in de Europese Richtlijn wordt voorgeschreven is dus in de ogen van DNB en NETSPAR ontoelaatbaar. We hebben het er maar niet over dat een Europese Richtlijn kracht van wet heeft in elke lidstaat. En we hebben het er ook maar niet over dat deze praktijk heeft geleid tot omvangrijke aankoop van renteswaps om het risico van een dalende rente te compenseren, een praktijk die door de Europese Richtlijn wordt verboden. En we hebben het voor het gemak tenslotte ook maar niet over de terecht door Pieter Lakeman aan de kaak gestelde praktijk namelijk dat deze door DNB afgedwongen aanpak leidt tot een onjuiste weergave van de verplichtingen op de balans waardoor nationaal € 500 miljard wordt weggemoffeld. Volgens Lakeman een economisch delict.

Als je er goed over nadenkt is het natuurlijk heel gek dat volwassen en afgestudeerde mannen en vrouwen maandenlang onderhandelen over de uitwerking van een pensioenakkoord terwijl het van meet af aan duidelijk was, dat de uitkomst nooit beter kon zijn dat wat het huidige stelsel ons biedt. De President van DNB had namelijk na de totstandkoming van het akkoord al uitgesproken dat een risicovrije rente te allen tijde het uitgangspunt zou moeten zijn voor de berekening van dekkingsgraden, los van de vraag of nu wel of geen garantie wordt gegeven. Deze uitspraak berust niet op enig wetenschappelijk bewijs. Het is gewoon het resultaat van een verkeerd uitgangspunt: volgens de Pensioenwet moeten de technische voorzieningen worden berekend  op basis van marktwaardering, een term die overigens in de Europese Richtlijn niet voorkomt. Er is echter geen markt voor pensioenaanspraken. Enige deskundigen van DNB hebben daarom in 2004 een model ontwikkeld om toch tot een marktwaardering te komen en hebben daarbij pensioenaanspraken behandeld alsof het gaat om opties. En dat model wordt nu nog steeds gezien als de opperste wijsheid, hoewel het nergens ter wereld wordt gebruikt. Pensioenaanspraken zijn ook helemaal geen opties. Een deelnemer koopt geen optie op een toekomstige uitkering. Als het echt een optie zou zijn zou de deelnemer op elk moment die optie weer kunnen verkopen. Maar zoals gezegd, er is geen markt voor uitkeringsrechten.

De vakbeweging accepteerde uiteindelijk de uitgangspunten van DNB die ook door Minister Koolmees te vuur en te zwaard worden verdedigd. Ook de regeringsfracties en de PvdA en Groen Links ondersteunen blindelings de desastreuze conclusies dat hoe dan ook de risicovrije rente bepalend moet zijn voor de dekkingsgraad bij een uitkeringsregeling.

Nu is er dus een premieregeling uitgekomen. Is dit een verbetering? Dat is zeer de vraag want bij de onderhandelingen hebben de vertegenwoordigers van de vakbeweging even niet opgelet. Toen de kruitdamp was opgetrokken bleek dat een gepensioneerde het voor hem of haar bijeen gespaarde kapitaal aan zichzelf mocht uitkeren met gebruikmaking van de risicovrije rente plus een derde van het reële rendement op zakelijke waarden. Uitgaande van de meest recente adviezen van de Commissie Parameters die daarvoor in het leven is geroepen is dat rekenrendement, dat omfloerst “beschermingsrendement” wordt genoemd ongeveer 0,5%. Met andere woorden: bij de uitkeringsfase mag een gepensioneerde opnieuw slechts met een kunstmatig laag rendement rekenen, vergelijkbaar met de risicovrije rente plus een onbetekenend lage opslag. Dat staat bijna gelijk aan de situatie waarin een zelfstandige bij een verzekeringsmaatschappij een pensioen inkoopt, waardoor een vermogen wordt gevormd dat bij pensioendatum wordt omgezet in een lijfrente. De kans op indexatie is ook beperkt omdat het overrendement dat een pensioenfonds maakt slechts voor een klein deel mag worden meegerekend. Het merendeel van het overrendement gaat naar de jongeren, die, dat moet gezegd, ook het grootste deel van een tegenvaller moeten dragen.

Is dit nu een betere regeling? Misschien wel, maar er is veel onzekerheid. Die onzekerheid vertaalt zich in nadelen ten opzichte van de huidige situatie, zoals bijvoorbeeld bij het verkrijgen van een hypotheek bij een pensioenuitkering die sterk kan fluctueren. Voor die onzekere situatie gaan wij het hele gebouw van ons huidige pensioen afbreken. Dan heb ik het nog niet over de onvoorspelbare juridische situatie. En ook niet over de manier waarop vanuit de huidige situatie de overgang wordt geregeld. Het dreigt uit te lopen op een enorme onteigening. Deelnemers zowel als gepensioneerden raken de achterstallige indexatie definitief kwijt en daarnaast staat het wel vast dat voor de overgrote meerderheid van alle deelnemers en gepensioneerden de overgang gepaard zal gaan met kortingen op de huidige aanspraken en uitkeringen. We hebben € 1.500 miljard beschikbaar op een jaarlijkse negatieve kasstroom van maar een paar miljard Euro te compenseren, tenminste als we ervan uitgaan dat we gemiddeld helemaal geen rendement zouden gaan maken. We kunnen, zelfs in de periode dat de vergrijzing het meest omvangrijk is, zonder rendement minstens 200 jaar voort met ons vergaarde pensioenkapitaal. Toch mag het nog steeds niet op een rechtvaardige manier worden uitgekeerd.

Laten we maar snel overstappen op het omslagstelsel en iedereen die meedoet met het stelsel een voorspelbaar geïndexeerd pensioen geven. Zelfs bij de huidige onzekere markten en de lage rente houden we dan ieder jaar meer geld over dan we uitkeren. Dankzij de enorme spaarpot die de oudere en huidige generaties bij elkaar hebben gespaard.

Rob de Brouwer  – in Pensioenfeiten