10 pensioenvragen beantwoord 24 september 2019 Cor Mol

Deze bijdrage is uit de losse pols, met de benen op tafel opgeschreven. Ik wordt zo zoetjes aan doodziek van het niveau van de belachelijke pensioendiscussie.

In een artikel in de Volkskrant werden negen pensioenvragen beantwoord.[1] We zullen er tien adresseren. Eerst gaan we nader in op die negen VK-antwoorden en vervolgens voegen we één additionele vraag toe: “Waarom doeken we het huidige pensioenstelsel niet gewoon op en beginnen opnieuw?”

Het is daarbij handig om eerst het Volkskrant artikel te lezen, omdat de begrippen hier niet verder worden toegelicht.

Update:

Zie ook de brief van een aantal economen van 13 oktober 2019 [9] Ons pensioenstelsel verdiende al beter, maar nu wordt het ook nog eens onderbouwd.

1 Hoe komen de pensioenfondsen aan hun geld?

Pensioenfondsen krijgen van de werknemer pensioenpremie uit zijn loonruimte, het onderscheid tussen werknemers- en werkgeversdeel is daarbij volstrekt irrelevant al wil het CPB ons anders doen geloven. [2] Iedereen die loononderhandelingen wel eens van dichtbij heeft meegemaakt weet dat die werkgevers over het algemeen (gelukkig) uitstekend kunnen calculeren.

Het pensioenvermogen bij de pensioenfondsen bedraagt eind juni 2019 € 1.504 mld., daarnaast is nog eens € 239 mld. bij verzekeringsmaatschappijen ondergebracht. De stijging van dat pensioenvermogen wordt uitsluitend veroorzaakt door de behaalde rendementen. (2007-2018 stijgt het pensioenvermogen pensioenfondsen met € 669 mld., waarvan € 787 mld. (!) door rendement.)

2 Wat doen de pensioenfondsen met het geld dat ze in kas hebben?

Het geld van de pensioenfondsen wordt als volgt belegd [3]:

(click op de tabel of Ctrl+ om te vergroten) 

(a) De vastrentende waarden maken dus ca 56% van de beleggingen uit. Een voordeel van vastrentende waarden is dat het rendement omhoog gaat als de rente stijgt. Die waardestijging is echter gewoon agio dat de vervelende eigenschap heeft dat het tot vervaldatum als sneeuw voor zon verdwijnt. Je kunt je dus flink rijk rekenen. Onze minister van Financiën heeft daar ook een handje van met zijn vermogensrendementsheffing over de beurswaarde van die vastrentende activa tegen 5,33%.

(b) Aandelen maken 29,4% van de beleggingen uit en profiteren met de overige beleggingen van de bubbel die meestal door een zeer lage rente wordt veroorzaakt. Met de waardestijging van onroerend goed flatteert dit het “behaalde” rendement.

(c) Wat er risicovrij is aan deze beleggingen moet DNB nog maar eens uitleggen.

3. Wat is indexeren en waarom is dit al jaren niet gebeurd?

“De beleggingen leverden veel minder op, de rente ging omlaag en de levensverwachting van de inmiddels 67-plussers ging omhoog”, was het VK-antwoord.

Om te laten zien “hoeveel minder” de beleggingen bij de vijf grote bedrijfspensioenfondsen opleverden in de jaren 2003- 2019K2  herhalen we hier de tabel uit de bijdrage Dashboard ABP, PFZW,PMT, PME & bpfBOUW K2 2019

N.B. Dit is dus inclusief de bankencrisis 2008, de grootste crisis na de Jaren Dertig van de vorige eeuw. Het is overigens goed om zich te realiseren dat een substantieel deel van dit rendement in het buitenland wordt gemaakt op buitenlandse investeringen.

Er zullen veel particuliere beleggers zijn die bij een dergelijk rendement hun vingers aflikken.

De indexatie-achterstanden zijn inmiddels fors opgelopen (± 15% bij enkele grote fondsen) en de informatievoorziening daarover door sommige bedrijfspensioenfondsen is slechts met een lantaarntje te zoeken. Je loopt tenslotte niet te koop met je ellende. [4]

Waarom indexeren niet gebeurd is, valt aan de hand van de volgende rente grafiek uit te leggen [5]:

(a) De grafiek geeft de rekenrente weer voor de komende 100 jaar (!), zoals die op de waarzegstersbol van DNB, streng bewaakt op het Frederiksplein, maandelijks verschijnt.

(b) De pensioenfondsen moeten van het FTK ( = de politiek, DNB faciliteert alleen) tegen bovenstaande risicovrijere rente hun pensioenverplichtingen contant maken. Het verschil tussen de rentestand per 31/1/2015 en augustus 2019 wordt direct duidelijk uit de grafiek.

(c) In de eerste 17 jaar moet je 08/2019 dus geld meebrengen om je zuurverdiende geld bij het pensioenfonds te mogen of eerder moeten stallen. (zoals ook in het VK-artikel staat)

(d) Doordat de verplichting tegen bovenstaande rente contant gemaakt moet worden verdwijnt het behaalde rendement praktisch geheel in het zwarte gat van de rentetermijnstructuur. Dat is de reden dat de dekkingsgraad naar de ratsmodee en de pensioendeelnemer de bietenbrug op gaat.

Een oud voorbeeld illustreert dat voor het ABP voor de jaren 2008-2018:

(e) De rente voor de komende 100 jaar kun je natuurlijk ook in historisch perspectief plaatsen:

(click op de grafiek of Ctrl+ om te vergroten) 

Het is alleen de haute finance en DNB gegeven om die rente voor 100 jaar vooruit te kunnen voorspellen.

(f) Aan de hand van een casus kunnen we de effecten voor een pensioendeelnemer duidelijk maken:

Een 67 jarige pensioendeelnemer krijgt een pensioen van € 10.000 per jaar en heeft derhalve een pensioenvermogen van zo’n € 230.000 nodig als de rente nihil is.  Houdt hij dat geld in een pensioenfonds aan dan heeft het pensioenfonds op basis van bovenstaande rekenrente een verplichting van € 239.398 en bedraagt de dekkingsgraad van 96,1%. De depositorente voor een 20-jarige deposito is momenteel ca 1% (Rabobank). Onze pensionado zou op die basis een pensioen kunnen krijgen van € 11.132 per jaar. Onze pensionado zou, als hij de vrije beschikking had over het vermogen ook kunnen beleggen. Wat er dan uitkomt is anybody’s guess [6], bij ons Ministerie van Financiën denken ze aan 5,33%. Als dat laatste het geval is kan hij € 16.696 pensioen per jaar opstrijken.  Gaan we uit van 50% rentevast en 50% belegging (ongeveer de huidige beleggingsmix) dan wordt het gemiddelde rendement 3,165%, afgerond 3% en de jaarlijkse pensioenuitkering € 13.580. Het is in elk geval duidelijk dat onze pensionado met het huidige FTK flink getild wordt en Knot wil nog verder korten.

We kunnen de uitkomsten van de casus als volgt samenvatten:

(a) DNB, politici en het gros van de media houden jankverhalen over de dekkingsgraad van 73,6% – 82,0% bij 3% rendement zie tabel. Dit terwijl de reëlere dekkingsgraad op basis van een reëler rendement van 3 % blijkens de tabel gewoon 100 % is. Ter indicatie is misschien relevant dat de rekenrente APB 08/2019 0,3% bedraagt met een actuele dekkingsgraad van 88,6 %. Uiteraard heeft ABP een andere leeftijdsopbouw.

4. Wat is de dekkingsraad en waarom is het belangrijk dat deze hoog blijft?

De dekkingsgraad = (i) Pensioenvermogen /  (ii) verplichtingen.

Indien  de rente erg laag is zal het pensioenvermogen (i)  veelal te hoog worden weergegeven. De vastrentende waarde en de overige beleggingen zijn dan immers door de bubbel overgewaardeerd.  Zo staat de 5,5 % Nederlanden obligatie 2028 thans gewaardeerd op 151,22 %, terwijl die waarde bij aflossing in 2028 toch echt weer op 100% staat. Het pensioenfonds moet het agio van 51,22% in de periode 2019 – 2028 ver­schmer­zen als het die obligatie aanhoudt. Dat drukt dus het toekomstig resultaat ten gunste van het huidige rendement.

De verplichtingen (ii) staan gewaardeerd tegen de eerder genoemde rentetermijnstructuur rente. In een oude sok was die verplichting nominaal geweest.

Die dekkingsgraad is dus een redelijk arbitraire grootheid.  De beleidsdekkingsraad (gemiddelde laatste 12 maanden) is iets voor historici en FTK-bobo’s en heeft geen enkele economische relevantie.

Pensioenfondsen zijn wettelijk verplicht om financiële buffers aan te houden: extra geld voor tijden dat het financieel slechter gaat. De buffer varieert van zo’n 24-28%. Als je de kleine lettertjes van je polis leest, weet je dus dat je per saldo altijd de boot ingaat en een deel van je gestorte pensioenpremie en rendement in het fonds zal achterlaten als het goed gaat. Als kind leerde je al dat je van dat soort kettingbriefconstructies weg moest blijven. Die wijze les helpt hier niet, want de pensioendeelname is bijna altijd wettelijk verplicht.

5 Waarom moet een pensioenfonds korten op het pensioen?

Je kunt natuurlijk alleen berekenen in welke mate de pensioenpremie te laag wordt vastgesteld als je van een reële rente uitgaat. In §4 zagen we dat onder huidige omstandigheden dit percentage in de buurt van de 3% ligt.  Gezien de rendementen gedurende 2003-2019K2 komt het mij voor dat er in die periode nauwelijks sprake is van premiedemping, een deel van het overrendement is daar immers voor voorbestemd. Overigens is het nauwelijks verdedigbaar om het huidige premieniveau (24% van inkomen minus AOW-franchise van ca € 13.800) te verhogen.

Korten is alleen eerlijk als de veronderstellingen die aan een tekort ten grondslag liggen hout snijden. Bij het huidige pensioenstelsel kan je daar de nodige vraagtekens bijzetten. Knot weet dat uiteraard als oppertoezichthouder.

De pensioenpotverdeling kun je op twee manieren bekijken:

(a) De toedeling vindt plaats op basis van gestorte premies en het rendement dat daarop in het verleden is gemaakt. Posten die in het verleden buiten deze systematiek uit het pensioenfonds zijn geroofd, deels met instemming van die pensioendeelnemers en de vakbonden worden pondspondsgewijs in mindering gebracht. Hierbij kan nog rekening worden gehouden met mutaties die aan een bepaalde generatie worden toegerekend, De doorsneepremie problematiek (€ 40 – 100 mld.) wordt hiermee ook geadresseerd.

(b) De pensioenaanspraken worden gewaardeerd op basis van een realistische rente die correspondeert met het op lange termijn te behalen rendement op het belegde vermogen (rentevast, aandelen en overige beleggingen). Het zal duidelijk zijn dat een dergelijk waardering geen enkele relatie heeft met de huidige FTK-aanpak.

Methode (a) heeft een direct verband met de historische opbouw van het pensioenvermogen en heeft dus de voorkeur [zie voor literatuur incl Van Praag] Als vervolgens het pensioenvermogen op deze basis is verdeeld kan begonnen worden met een nieuwe aanpak.

Dat er moet worden afgewaardeerd zoals Knot en de Volkskrant eigenlijk stellen zal toch eerst moeten worden bewezen. Overigens is DNB niet de meest gerede instelling om dat bewijs te leveren: die herstelplannen waren toch allemaal goedgekeurd? Als de politiek betere bewindslieden had geleverd was dit overigens al lang door een staatscommissie uitgezocht. De SER heeft in dat opzicht dan ook jammerlijk gefaald.

6 Wat wordt bedoeld met rente

De vraag die eerst moet worden gesteld is wat is het nut van minimaal 2% inflatie. Als de economie zo gunstig draait dat er ondanks de arbeidskrapte nauwelijks inflatie optreedt tenzij de overheid de belastingen weer eens verhoogd, dan moet je dat m.i.z. alleen maar toejuichen. Op deze wijze houden pensioenen meer hun waarde en kun je ook genoegen nemen met een lager rendement. Dynamiek die er in het bedrijfsleven kennelijk even niet is, bereik je ook niet met een hogere inflatie.

Als de banken 0,5% depositierente bij ECB moeten betalen kun ze dat geld natuurlijk ook laten opslaan op het Frederiksplein. Dat kost Knot wat salaris aan magazijnbedienden en dat lijkt mij niet onoverkomelijk.

7 Waarom is die rente van invloed op onze pensioenen?

“Pensioenfondsen zitten op een grote berg geld in een tijd waarin sparen niets oplevert of zelfs geldt kost.” Deze Dagobert metafoor  staat in schril contrast  met wat er daadwerkelijk gebeurt. Zelfs met een negatieve rente kun je overigens op obligaties geld maken als de rente nog maar verder daalt.

Die belachelijk rekenrente hebben we al in §3 behandeld.

8 Wat heeft de politiek te zeggen over de pensioenfondsen?

De politiek laat zich grotendeels buiten spel zetten omdat ze nooit werkelijk belangstelling heeft gehad voor dit onderwerp. Heeft u er ooit iets van gemerkt tijdens de verkiezingscampagnes? De prijs van een casino-wit was toch veel belangrijker? (2012) Wel heeft zij met de spelregels en met name de omkeerregel pensioenen grote invloed gehad op het huidige beleid. De vaststelling van de pensioenpremie werd daardoor zeer beïnvloed terwijl de overheid als regelneef en werkgever twee petten op had, die vaak niet uit elkaar werden gehouden. Met de pensioenroof (ABP € 30 mld.) gaf de overheid het slechte voorbeeld. Het ontbrak er nog maar aan dat de overheid een vorm van vennootschapsbelasting of verhuurdersheffing ging heffen toen het geld vòòr 2008 over de plinten klotste.

De overheid heeft een aandeel in het pensioenvermogen van 35% en over het beleggingsbeleid van dat deel (ca € 600 mld.) heeft de overheid geen moer te vertellen: een democratisch deficiet van de eerste orde. Als Rutte over zijn graf heen regeert en in 2022 de belastingen met ca 2% verlaagt dan kost dat ca € 38 mld. aan belastingclaim. [8] Daar hadden het CPB, de minister van financiën en natuurlijk onze media wel eens op mogen wijzen.

Dat het advies van DNB inzake de rente onafhankelijk is gezien het draaideurenbeleid bij de personeelsbezetting, moet de VK nog maar eens aantonen. Ik wijs ook nog even op de 7 miljoen woekerpolissen en de benoeming van de heer Zalm.

9 Als pensioenen niet groeien of zelfs dalen, hoe kan het dan dat ook gepensioeneerden er in de koopkrachtplaatjes van het kabinet op vooruitgaan?

Aangezien de pensioenen voor de lagere inkomens zo klein zijn door de AOW-franchise wordt deze groep minder getroffen door het geklungel in het pensioenstelsel.

Dat de AOW waardevast is, moet de VK nog maar eens aan Verbon en Hollander uitleggen. Het krantenarchief is kennelijk niet op orde. [7] Historisch heeft de VK de schijn tegen.

10 Waarom doeken we het huidige pensioenstelsel niet gewoon op en en beginnen opnieuw?

De volgende wegen staan open om voor de oude dag te zorgen

(a) Een, bij voorkeur, hypotheekvrij eigen huis dat goed is onderhouden vormt een belangrijke component van een waardevast pensioen. Gezien het huurbeleid is dit vermogen zeer waardevast. Voor zover er nog een hypotheek op rust vermindert het HRA-infuus de kosten t.o.v. huur aanzienlijk. Deze optie staat voor ca de helft van de huishoudens open.

(b)  Een pensioenvoorziening onder omkeerregel pensioenen. De pensioenpremie werd afgetrokken tegen een veelal hoger tarief dan de uitkering, die inclusief rendement wordt belast. De vrijstelling VRH weegt hier veelal niet tegenop.

(c) Het overige vermogen dat belast wordt onder de VRH, bij niet spaargeld tegen 1,76% belasting in box 3. Na aftrek van door ECB gewenste inflatie (2%) blijft er nauwelijks iets over en wordt het dus interen.

(d) Niet te vergeten voor veel gepensioneerden de belangrijkste post, de bodem onder ons pensioenstelsel: de zogenaamd waardevaste AOW.

Veelal bestaat de oudedagvoorziening uit een combinatie van deze posten, waarbij waardevaste posten het aantrekkelijkst zijn. Het fiscale beleid is nogal wisselvallig en zou in feite neutraal moeten zijn voor wat betreft de vermogenskeuze.

De grafiek in paragraaf 3 laat zien dat er voorlopig geen uitzicht is op de verhoging van de rekenrente. Knot gaf als mening:

Zo is een risico van het langdurig ruime monetaire beleid dat het leidt tot ongewenste effecten op financiële en huizenmarkten, zoals verstoorde prijsvorming en overmatig risicozoekend gedrag.

Dat risico vertaalt zich ook een langdurig lage rekenrente.

In dat kader kan de overheid m.i. zijn burger niet langer verplichten om deel te nemen in een pensioenfonds in de huidige vorm. Verplichte storting van pensioenpremie leidt zoals we in §3 zagen tot langdurige kapitaalvernietiging. Dat lijkt mij in strijd met artikel 1 OVRM.  Als de overheid dus niet snel met een betere regeling komt zal zij de verplichte deelname aan een pensioenfonds moeten opschorten, al mag zij daar van de Hoge Raad een eeuwigheid overdoen.

Er zou een staatscommissie moeten worden benoemd die de herziening van het pensioenstelsel en eigen woning bezit (deels communicerende vaten) ter hand neemt.

Om de knuppel in het hoenderhok te gooien enkele uitgangspunten:

(a) Een Individualisering van de pensioenpot waarmee de gedempte premie en doorsneepremie problematiek ook verdwijnt. De governance wordt beter geregeld zodat de deelnemers het voor het zeggen krijgen. De coöperatie doemt hierbij op als organisatievorm. De werkgevers en de overheid hebben dan geen moer meer over onze pensioenen te vertellen.

De omkeerregel pensioenen wordt opgedoekt zodat de nieuwe pensioenpremies netto in het pensioenfonds worden gestort. De belastingclaim op het oude pensioenvermogen wordt  met een voorheffing van 30% belast zoals beschreven in de bijdrage Opdoeken die omkeerregel pensioenen! Die voorheffing wordt bij uitkering verrekend.

(b) De pensioenpot krijgt het karakter van een beleggingsfonds De pot wordt opgebouwd tot 67 jaar en keert uit gedurende het 67e t/m 86e jaar, elk jaar een evenredig deel van resterende looptijd. Gezien de uiterst lage rente en het niet zo florissante rendement van Knot is die evenredigheid geen probleem en hoopt zich niet al te veel rendement op.

Ter illustratie op basis van bovenstaande casus:

Als de rendementsverwachtingen uitkomen is dit pensioen bij benadering waardevast. Het geld is materieel van de pensioendeelnemer en geheel voor zijn risico, niemand heeft hier verder iets mee te maken. De pensioendeelnemer zou nog opties kunnen krijgen voor verschillende risicoprofielen, het nut daarvan is op zijn minst omstreden en afhankelijk van de haute finance mode van het moment. Haute finance papegaaien doen dan de rest.

(c) Het langlevenrisico wordt eigen risico vanaf 87 jaar en de AOW uitkering wordt daarop afgestemd. De restant pot bij overlijden wordt overerfbaar. In bovenstaand voorbeeld komt zo b.v. bij overlijden in 2039 € 37.206 als erfenis beschikbaar. De euthenasiewetgeving moet dus wel bijvend aangescherpt blijven.

De geneugten van de levensverzekeringswiskunde worden zo in belangrijke mate overboord gezet, wat ook een hoop generatieconflicten uitspaart. De actuariële parameters worden toch alleen maar conservatief ingeschat wat per definitie altijd pensioenuitkering kost. Ook is er geen onderscheid meer tussen de levensverwachtingen per sexe, wat de gelijkberechtiging alleen maar ten goede komt.

(d) De bestaande AOW wordt vanaf 87 jaar aangevuld met de SUPER-AOW: een uitkering van 0,6 x de AOW ter compensatie van c). Dat is niet altijd eerlijk t.o.v. de mensen die deze leeftijd niet halen, daar staat tegenover dat de erfgenamen delen in het niet genoten pensioen. Deze SUPER-AOW vangt dan een deel van het langleven risico op, waar men overigens ook zelf nog voor kan sparen als het inkomen dat toestaat. De verplichting van deze AOW moet dan nog even worden uitgerekend en geleidelijk worden netto – na aftrek premies en belastingen – voorzien. Daarbij moet je dan wel een juiste rekenmethodiek (≠ CBS) volgen. Overigens zal door de hogere pensioenuitkeringen meer indirecte belastingen worden geïnd. Een deel van die SUPER-AOW zal ongetwijfeld moeten worden besteed aan de hogere eigen bijdrage aan de zorgkosten.

(e) De pensioenpot valt onder de vermogensrendementsheffing met een vrijstelling van € 300.000. Dit is dan de incentive om deel te nemen aan de pensioenregeling, die in de plaats komt voor de omkeerregel pensioenen.

(f) Het langlevenrisico ligt dan ook waar het hoort te liggen, bij de deelnemer. Als je zo nodig gezond wilt leven, draai je ook maar voor de kosten op. In sommige beroepen kan je overigens niet gezond leven en de bezuinigingen op de arbeidsinspectie helpen daar niet bij.

(g) Het pensioenvermogen mag worden opgenomen voor zover dit wordt gebruikt voor de aflossing lening of koop van een eigen woning tegen nog te bepalen voorwaarden om verjubelen onder het genot van een uitkering te voorkomen. In een periode met een laag rendement kan het, gegeven de VRH-vrijstelling, aantrekkelijk zijn om de hypotheeklening zo laag mogelijk te houden.

De voordelen voor de overheid zijn:

(a) De overheidsschuld wordt geheel afgelost. Voor het resterende bedrag moet een bestemming gevonden worden. Dat resterende bedrag bedraagt grofweg: belastingclaim € 600 mld. minus de overheidsschuld ( € 400 mld. + marktwaarde schuld 30-6-2019 € 63 mld. ) dus € 137 mld. Een eenmalige uitkering ter compensatie van die stompzinnig bezuinigingen in het afgelopen decennium behoort tot de mogelijkheden. Ook zou een bedrag kunnen worden gereservereerd voor de eerder behandelde SUPER-AOW.

Hier staat tegenover dat het forse aandeel van de staat in het rendement van het pensioenvermogen vervalt, maar daar werd toch niets van verantwoord door “onze” achterbakse overheid.

(b) De rente op de staatschuld vervalt. (€ 5 mld.)

(c) Heffing VRH op pensioenvermogen en eigenwoning buiten vrijstelling (+)

(d) Geen HRA-infuus meer (MN 2020: € 7,1 mld. netto).

(e) Er is geen aftrek pensioenpremie en ook geen belasting op de  pensioenuitkering meer. Indicatief voor alleen de pensioenfondsen: in 2018  geen belasting derving en uitstel  meer van € 16,5 mld. en geen belastinginkomen meer op de uitkeringen € 9,5 mld, dat geeft dus een netto extra belastinginkomen van € 7,0 mld.

(f) Voordelen voor de overheid zijn natuurlijk ook voordelen voor de burger: er is dus ruimte voor een flinke belastingverlaging.  Hoewel, van de lagere rentelast op de overheidsschuld van ca € 10 mld. hebben we ook nooit een cent teruggezien.

______________

Laatst bijgewerkt 26 september 2019

Disclosure voor de goede orde: ik heb nauwelijks pensioen wel vermogen.

[1] VK, “Wat is een rekenrente? Of dekkingsgraad? Deze en nog zeven vragen over onze pensioenen beantwoord”,

https://www.volkskrant.nl/nieuws-achtergrond/wat-is-een-rekenrente-of-dekkingsgraad-deze-en-nog-zeven-vragen-over-onze-pensioenen-beantwoord~bb0752fd/

[2]CPB, “Wie betaalt de pensioenpremie”

https://www.cpb.nl/wie-betaalt-de-pensioenpremie

Inderdaad komt het wel eens voor dat de werkgever vergeet dat zijn werkgeversdeel loonruimte is, de overheid heeft daar een handje van. Ook vindt het CPB dat de werknemer dom is: “Het kan zijn dat de Nederlandse werknemers onvoldoende bekend zijn met de (impliciete) opbrengst van pensioensparen in het algemeen en hun eigen opbrengst in het bijzonder.”

Nu heeft dat laatste natuurlijk weer te maken met de vergrijzing van het vakbondleden bestand, waar kennelijk de seniliteit heeft toegeslagen naast de uiterst lage organisatiegraad van de jongeren.