De redelijke eisen van de FNV

Bestuur Pensioen & Management Geplaatst op 20-02-2019 Leonne Jansen

Eind november vorig jaar zijn de onderhandelingen over een nieuw pensioenakkoord tussen kabinet en SER mislukt. Na jaren van onderzoek, rapporten en langdurige onderhandelingen werd het duidelijk dat de standpunten te ver uit elkaar lagen. Ook wij waren zwaar teleurgesteld. Onze inzet was helder: een goed en tijdig pensioen voor alle werkenden. Want daar spreken onze leden ons op. Niet alleen over het pensioen dat ze via de werkgever opbouwen, maar juist ook de veel te snel stijgende AOW-leeftijd.

Voor een gemiddelde werknemer is de AOW-leeftijd cruciaal voor het moment waarop ze kunnen stoppen met werken. Die AOW-leeftijd is de laatste jaren met enorme sprongen verhoogd. Niet alleen voor huidige, maar zeker ook voor toekomstige generaties gaat de AOW-leeftijd veel te snel omhoog door de één op één koppeling van de AOW-leeftijd aan de levensverwachting. De verhogingen zijn ingevoerd onder druk van de crisis. Een regeling voor zware beroepen zou nog volgen, maar bleef tot nu toe uit. Maatwerk gericht op lagere inkomens met een lagere levensverwachting is er ook niet gekomen. En dat terwijl de verschillen in levensverwachting groot zijn en steeds verder groeien. Veel mensen hebben zich niet kunnen voorbereiden op deze snelle stijging. Financieel niet en fysiek niet. Dit geldt met name voor mensen met een zwaar beroep of zij die werken in ploegendiensten. Deze mensen komen steeds vaker in de ziektewet en in de WIA. Goed dat deze regelingen bestaan, maar ze zijn niet bedoeld als tussenstap naar pensioen. Mensen verdienen een eervol einde van hun loopbaan, zeker als zij zich letterlijk kapot gesjouwd hebben. Voor deze werknemers moet het mogelijk worden om eerder te stoppen met werken. De regering heft echter een (Regeling Vervroegde Uittreding) RVU-boete van 52% over de ontslagvergoeding als een werkgever een regeling wil treffen voor deze werknemers. Dat blokkeert iedere afspraak. Werkgevers en werknemers worden juist sterk benadeeld. De FNV wil deze boete van tafel. Dan zal blijken dat sociale partners op sectorniveau prima in staat zijn om over ‘eerder stoppen bij zwaar werk’ verstandige afspraken te maken.

Doorsneesystematiek
Tijdens de onderhandelingen werd gesuggereerd dat we er over het pensioencontract vrijwel uit waren. Zeker met werkgevers was er overeenstemming, in de zomer van 2018 al. Maar op cruciale onderdelen wilde het kabinet niet leveren. Zo zou de doorsneesystematiek worden afgeschaft, maar afspraken over de compensatie voor de groep gedupeerden bleven zacht en onduidelijk. De doorsneesystematiek afschaffen zonder compensatie zou voor groepen tussen de 30 en 60 jaar een daling van hun pensioenresultaat kunnen betekenen van zo’n 12% in de slechtste gevallen. Dat komt omdat deze groep zelf wel heeft meebetaald aan de opbouw van de generatie voor hen, maar zij die bijdrage van de generatie na hen moeten missen. In een solidair stelsel natuurlijk onaanvaardbaar.
Volgens het kabinet zou voor een contract met minder nominaal gegarandeerde aanspraken toch de ‘risicovrije RTS’ (rentetermijnstructuur) moeten blijven gelden. Die RTS zou samen met de Nederlandse UFR (Ultimate Forward Rate) het nieuwe contract volledig uithollen. De opbouw voor jongeren zou óf veel minder óf veel duurder worden dan in het huidige contract.
Vaak wordt de lage RTS verdedigd met ‘eerst verdienen, dan uitgeven, oftewel eerst rendement maken en dan pas de pensioenopbouw verhogen. De huidige UFR gaat echter uit van een negatief reëel rendement (1,4% rendement bij 2% inflatie). Waarom zou je dan nog sparen voor pensioen? Dan is een systeem dat volledig is gefinancierd op omslag beter! Dat is nooit de bedoeling en ook niet de verwachting geweest. Ook het kabinet gaat ervan uit dat op termijn de pensioenbeleggingen lonend zijn.

Verbeterde premieregeling
In deze onderhandelingen werd de druk naar een beschikbare premieregeling flink opgevoerd. Onder het mom van ‘transparantie en eerlijk’ kwam de verbeterde premieregeling als alternatief op tafel. De verbeterde premieregeling is een verbeterde variant van de ouderwetse beschikbare premieregeling, waarbij het vermogen op pensioendatum direct volledig werd omgezet naar een pensioenuitkering. Door de lage rente krijgen mensen hierdoor tot 40% minder pensioen dan ze dachten te krijgen. In de verbeterde variant kan er worden doorbelegd na de pensioendatum. Dit levert een beter pensioen op. Maar dit systeem is nog altijd inferieur aan een solidair en collectief systeem zoals de vakorganisaties voorstellen. Het CPB heeft in november berekend dat het solidaire systeem gemiddeld 8,5% extra welvaartswinst oplevert. Dat betekent dus dat met het juiste pensioensysteem de premie lager kan, of het resultaat hoger. Dit voordeel wordt door het kabinet overboord gekieperd. De heer Koolmees vindt transparantie kennelijk meer waard dan een hoger pensioen. Maar van transparantie kun je geen boterham eten. Die gewenste transparantie over hoeveel rendement er is behaald en hoeveel je pensioenvermogen is gegroeid kan trouwens ook prima in een solidair systeem. Een opgebouwd vermogen zegt niet zo veel als je niet weet of je daar je vaste lasten van kan betalen.

Pensioen voor alle werkenden
En dan nog onze laatste eis: pensioen voor alle werkenden. We zien dat veel zzp’ers geen of nauwelijks pensioen opbouwen. Zo’n zzp’er heeft later moeite met het rondkomen van alleen AOW en nog een beetje pensioen. Zzp’ers zouden via een automatische deelname pensioen kunnen opbouwen. De premie-inning kan bijvoorbeeld via een opslag of via een soort inkomensafhankelijke premie, net als bij de ziektekosten. Dit leidt tot efficiënte inning op basis recent inkomen. De opbouw kan lopen via het sectorfonds of via het laatste fonds waar betrokkenen is aangesloten. Een opt-out zou mogelijk kunnen zijn, als de werkende aantoont op een andere manier in het pensioen te voorzien. En wellicht kan er nog worden nagedacht over een geleidelijke ingroei van de pensioenpremie. Niet iedere zzp’er heeft het bedrijf direct op poten.

Het kabinet kwam niet voldoende tegemoet in deze eisen: de stijging van de AOW-leeftijd ging minder snel, maar daar kwam maar een beperkte groep mensen voor in aanmerking en over de langere termijn kon niets concreets worden afgesproken. Het geld hiervoor moest trouwens uit de begroting van SZW komen, zodat dit ten koste dreigde te gaan van andere uitkeringen! De RVU-boete werd slechts gehalveerd, nog steeds een onoverkomelijke drempel. En er kwamen geen afspraken over de rekenregels voor het pensioencontract en ook niet over pensioen voor alle werkenden.

Ons oordeel was duidelijk: zwaar onvoldoende. Zeer teleurstellend, er lagen zoveel kansen om mensen op tijd te laten stoppen met een goed pensioen. Een gemiste kans om ons goede stelsel te behouden en aan te passen voor de toekomst. Het kabinet moet met betere voorstellen komen.

Leonne Jansen, pensioenbestuurder FNV Rubriek: PFG (Pension Fund Governance)